Zij had één oudere zus en twee oudere
broers. Haar ouders waren op 11 oktober
1702 te Schore getrouwd en in juli 1703
gaan wonen in een woonhuis staande op de
kaaij, genaamd de swarte leeuw
Ongetwijfeld zijn de kinderen Coomans met
ais nakomertje Maria daar geboren.
Hoewel twee van hen waren getrouwd, zijn
ze alle vier kinderloos gebleven.
Het vermogen van Jacob Coomans, Maria's
vader, en hetgeen later daaraan werd
toegevoegd, inclusief de titel van
ambachtsheer (vrouwe) van Wemeldinge,
viel door het overlijden van oudere broers en
zus toe aan Maria Coomans. Dit vermogen is
vanaf die tijd volledig in haar handen. Na het
overlijden van haar zwager erft zij zijn huis
op de grote Markt. Ze verhuurt de ouderlijke
woning en gaat daar wonen.
Hel woonhuis van Maria Cooman aan de Grote
Markt te Goes
Alles wijst na het overlijden van haar directe
familie erop dat Maria, meer nog dan haar
broers en voorgangers Pieter en Jacobus,
haar titel van ambachtsvrouwe van
Wemeldinge in de praktijk wil waar maken.
Diverse zaken die voor haar door
zaakwaarnemers of anderszins werden
verricht worden nu door haarzelf uitgevoerd.
Het zijn vooral de kerk van Wemeldinge,
maar ook de parochie (burgerlijke gemeente)
van Wemeldinge die zich in de warme
belangstelling van de ambachtsvrouwe
mogen verheugen.
Het is deze warme belangstelling die haar
via het twee en dertigste legaat van het op 24
maart 1787 opgemaakt testament, na ruim
tweehonderd jaar nog doet voortleven. Het
tweede deel van het boek is daaraan gewijd.
We schrijven dan ook pas 5 maart 1998 als
het dossier Maria Coomans voor de kerk van
Wemeldinge definitief kan worden
afgesloten.
Bas Oele
Aad P. de Klerk, Het voorstraatdorp
Colijnsplaat (Het Zeeuwse monument dl.
2; Goes: De Koperen Tuin, 1998). 24 x 17
centimeter, gebonden, 56 pagina's. ISBN
90.72138.86.4. Prijs: 24,50.
Wie de afgelopen jaren de discussie heeft
gevolgd over de ruimtelijke ontwikkeling
van de dorpen, weet dat dit een heikel
onderwerp is. Nog niet zo erg lang geleden,
in elk geval vóór het begin van de jaren
zeventig, waren dorpen, althans in Zeeland,
nog goed herkenbaar als dorpen. Wanneer je
een dorp naderde zag je een kerk,
boerderijen, een molen en in het dorp huizen
van eind vorige, begin deze eeuw, met
hooguit een voornaam huis dat wat ouder
was. Er waren nog kleine zelfstandigen als
bakker, slager, smid en het dorp lag nog in
een tamelijk leeg gebied, dat voornamelijk
voor landbouwdoeleinden werd gebruikt. Dit
beeld is bewust eenzijdig en riekt naar
oubolligheid, maar is wel aardig om te
vergelijken met het huidige aanzien van de
dorpen. Weer gegeneraliseerd: een dorp nu
lijkt vanaf de buitenkant nog het meest op
een buitenwijk van een stad, je moet daar
eerst langs voordatje bij de eigenlijke kern
komt, waaruit bakker, slager en smid zijn
verdwenen. De aanvoerroutes zijn
41