geasfalteerd, de B-wegen verbreed, wat kleine arbeidershuisjes hebben eventueel plaats gemaakt voor een buurtsuper en rond het dorp zijn kleine bedrijven gevestigd. Hier en daar zijn nog ongerepte dorpen, maar ook daar kan de kleine winkel maar ternauwernood het hoofd boven water houden. En er zijn dorpen met de status van 'beschermd dorpsgezicht', wat overigens niet wil zeggen dat het dorp zich buiten de beschermde zone niet meer mag ontwikkelen. Willen we dit, die dorpen die net buitenwijken van steden worden? Een deel van de bevolking wel, een ander deel niet. Niets nieuws onder de zon, wat dat betreft. De provincie Zeeland, die veel te zeggen heeft over de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie, wil niet dat de dorpen ongebreideld verder groeien, maar voor een echte stop wordt ook niet gekozen. Het dorp mag alleen groeien vanuit de eigen bevolking, meer niet, maar ook daar wordt niet altijd de hand aan gehouden. En is het eigenlijk niet al te laat? Soms wel, vind ik. Als je kijkt naar de karakterloze uitstulpingen aan de rand van dorpen als Grijpskerke, Aagtekerke, Zoutelande, Biggekerke en Koudekerke, om als Walcherenaar maar een paar dorpen te noemen die ik regelmatig zie, dan weetje dat er geen weg terug mogelijk is. De kernen van deze dorpen hebben nog wel een eigen karakter en gelukkig is bij veel gemeentebesturen de wijsheid doorgedrongen dit zo te houden en te koesteren. Toch hebben ook de Zeeuwse dorpen met een 'beschermd dorpsgezicht' steeds meer randen die gaan rafelen. Oppassen dus. Die status hoort zoals gezegd bij de kern en er moet nogal wat aan de hand zijn om die status te krijgen. Kloetinge, Dreischor, Nisse, Sint-Anna ter Muiden en Colijnsplaat hebben deze; en over het laatste dorp is nu een boek verschenen van de hand van Aad de Klerk, historisch-geograaf en consulent regionale geschiedbeoefening in Zeeland. Hij is ook de initiatiefnemer van de reeks waarin dit boek is verschenen, 'Het Zeeuwse monument'. Afgelopen voorjaar verscheen het eerste deel, over inlagen en karrevelden (door Jan Kuipers en Chiel Jacobusse). Colijnsplaat is betrekkelijk heel gebleven in de loop van de tijd en dat betreft dan voornamelijk de plattegrond, die er nog bijligt als precies vierhonderd jaar geleden, toen het dorp werd gesticht. Het boek begint met het verschil tussen de twee uitersten in de Zeeuwse dorpstypen: het ringdorp, rond de kerk gebouwd, en het voorstraatdorp, op de haven gericht. Er is zelfs een kruising van beide te vinden in Ooltgensplaat. En dan blijkt maar weer eens dat ook binnen deze categorieën weer verschillen bestaan. Soms bestond een dorp enkel uit een Voorstraat, loodrecht op de dijk (Kortgene, Oudedorp), soms waren de dorpen bij de aanleg nog niet compleet (Sint-Philipsland, Nieuw- en Sint Joosland), maar altijd waren ze het gevolg van bewuste planning. Zo ook bij Colijnsplaat. In 1598, nadat Noord-Beveland (vanaf 5 november 1530) bijna zeventig jaar had 'gedreven', werd het laatste gat in de dijk gesloten, waarmee een begin werd gemaakt met het huidige Noord-Beveland. Vervolgens beschrijft Aad de Klerk in boeiende bewoordingen de stichting van het dorp, de plannenmakers en initiatiefnemers die erachter zaten, evenals de aanleg zelf. Omdat er kennelijk zoveel archiefmateriaal bewaard is gebleven, krijg je een aardig kijkje in de keuken van de bewoners en bouwers uit de begintijd. Zo is er het verhaal over de onbegaanbare dorpsstraten. Er werden eerst klinkers gekocht, maar die voldeden onvoldoende, waarna zwaardere kasseien, afkomstig uit het vroegere en verdronken Kortgene van onder het slik werden gehaald. Ook dat hielp maar ten dele, want er werden daarna nog stenen gelegd op drukke oversteekplaatsen. Met een beetje fantasie kun je dergelijke pioniersdorpen vergelijken met 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 44