Sonnemare/Grevelingen, en dat over een grote afstand. Ook mag niet worden vergeten dat namen worden gegeven om een persoon of zaak te kunnen onderscheiden van andere personen of zaken; dit verklaart waarom in een groep wateren die alle naar dezelfde rivier zijn genoemd aan elk water als regel een onderscheidend woord toegevoegd is. De Maas is hiervan een mooi voorbeeld: Oude Maas, Nieuwe Maas, Brielse Maas, Binnengedijkte Maas, Bergse Maas, Oude Maasje, Afgedamde Maas. De toevoeging '-diep' in 'Scoudemarediep' kan echter zo'n onderscheidende functie niet gehad hebben, daar ook de echte Oosterschelde meerdere geulen had en heeft. Op grond van een en ander acht ik een ligging van het Scoudemarediep ten noorden van Schouwen niet mogelijk. Ik proef in de huidige communis opinio iets van een teveel aan res- peet voor de grote historicus Huizinga, ondanks dat deze het nog bonter maakte door er in de Middeleeuwen nog een derde Schelde bij te bedenken, namelijk de huidige Westerschelde (p. 12). In twee oude geschriften las hij over de inval omstreeks 1067 van de latere Vlaamse graaf Robert de Fries in het opstandige Walcheren, dat toen tot Vlaanderen behoorde ten gevolge van een belening door de Duitse keizer in 1012. In die bronnen stond dat Robert naar Walcheren overstak 'per Scaldemermur' (volgens de Vita S. Willibrordi) (Huizinga p. 3), en dat de expeditie was gericht tegen 'Scaldemariland' en zijn bewoners de 'Scaldemarienses' (volgens de Gesta Herwardi) (p. 3); de 'Vita' noemde die bewoners 'Walchrensibus' (p. 8) en 'Mitthelburgenses' (p. 11). Huizinga (p. 11) zag - stellig terecht - 'Scaldemermur' als een verschrijving voor 'Scaldemermude', dus 'Scaldemer-mond', maar zag hierin niet de mond van de huidige Oosterschelde, doch de Hontemond, die hij ten onrechte bij Cadzand zocht in plaats van bij het Land van Saaftinge, waar de namen 'Hontemude' en 'Honte-oord' zijn overgeleverd. De Honte was oorspronkelijk een oostwaarts stromend veenriviertje, waarvan de naam pas laat in de Middeleeuwen werd gebruikt voor heel de inmiddels ontstane zeearm van Saaftinge tot de Noordzee (Gottschalk p. 13/14), terwijl deze 'Wester-Schelde' zijn Schelde- naam pas in de 17de eeuw kreeg, dus zes eeuwen later dan Huizinga's veronderstelling! Huizinga's dwaling omtrent de ligging van Scoudemarediep en Scaldemermur bracht hem (p. 12) tot de gevolgtrekking dat deze wateren de noord- respectievelijk zuidgrens van Scaldemariland aanduidden. Dit klopte dus niet qua naamgeving, maar die grenzen lagen wèl op de door hem bedoelde plaatsen. Dit blijkt o.a. bij De Cock (p. 106/107), die het heeft over vele vroegmiddeleeuwse kustgouwen die aan weerszijden lagen van de monding van een rivier waarnaar ze genoemd waren. Hij geeft als voorbeelden de naast elkaar gelegen gouwen Scaldemariland, Maasland en Rijnland; het is niet moeilijk om aan weerskanten van de (Ooster)scheldemond Midden-Zeeland plus Noord-Zeeland te herkennen als het oude Scaldemariland, dat vanaf omstreeks 1200 in de stukken voorkomt met de Nederlandse naam 'Zeeland', begrensd door de Grevelingen en door wat later de Wester-Schelde werd genoemd. Ik moet nu uiteraard een andere plaats zoeken voor het water dat het frauderende Ter Doest met 'Scoudemarediep' bedoelde, en maak daarvoor gebruik van een vermelding bij Hoek, die het op p. 117/118 heeft over de herdijking ten noorden van de in 1401 gewonnen polder Zonnemare van het verdronken Bommenede. Hiervan wordt in een stuk van 3 feb. 1412 de ligging omschreven, waarbij ten oosten het heydiep van Greveninghenwordt genoemd, en ten noorden 'het heydiep van Blecswin' Heydiep betekent volgens Moerman (p. 95 bij 'hei') 'diep water of diepste deel van een water'en ik kan het daarom niet anders zien dan dat van het land uit gezien het heydiep begon achter de laagwaterlijn. Bij brede grenswateren was het stellig van belang, te weten waar precies de grens lag, bijvoorbeeld in verband met jurisdictie te water of met aanspraken op op- en aanwassen, en het is zeker geen wonder dat we in de geschiedenis meer van die laagwatergrenzen tegenkomen. Zo kwam het graafschap Vlaanderen langs de zuidkant van de Honte ooit zo ver als de graaf 'wadende in het water met zijn zwaard kon bestrijken' (Encyclopedie van Zeeland bij 'Wielingen'), en aan de overkant van die stroom reikte het stadsrecht van Vlissingen tot aan de gaande ebbe (Dommisse p. 86). Op grond van een en ander zie ik 'Scoudemarediep' als de aanduiding van de geul langs de laagwaterlijn van de Schelde ten zuiden van Schouwen, en meen ik dat de valse oorkonde de schenking aan Ter Doest van niet alleen de heerlijkheid Voorne, maar 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 16