MEDEDELINGEN ZEEUWSCHE VEREENIGING VOOR DIALECTONDERZOEK
In memoriam Arij Wagner
Dit is het evangelie:
dat er een paasmorgen is,
een scheppingsmorgen, en
dat er weer een komen zal;
de morgen waarop wij wachten
in de schemer van dit leven
en in de nacht van 't gestorven bestaan.
Deze woorden stonden boven het
overlijdensbericht van Arij Wagner, die in
de vroege morgen van zondag 10 november
van het afgelopen jaar in zijn woning te
Dirksland overleed. Een bekende en
gerespecteerde Flakkeeënaar was, zoals dat
op Flakkee gezegd wordt, uut d'n tied. Op
woensdag 13 november werd hij op de
nieuwe begraafplaats in Dirksland begraven.
Een grote schare vrienden en bekenden
volgde met de familie de baar, want geliefd
was hij, Arie, zoals hij genoemd werd. Arie
Wagner is 74 jaar geworden. Hij werd op
23 juni 1922 geboren in Stad aan 't
Haringvliet. Na het behalen van het diploma
HBS-B aan de Rijks-HBS te Middelharnis
duurde het door oorlogsomstandigheden en
ziekte nog tot 1948 voordat hij in Utrecht
voor dierenarts ging studeren. In 1954
kwam hij weer terug naar Flakkee en nam
de dierartspraktijk van de heer W.H. van
Nieuwenhuizen te Dirksland over. Tot 1971
praktizeerde hij als 'veearts' op het eiland
Goeree-Overflakkee. Met veel boeren en
bezitters van huisdieren kwam hij in contact
en dat verliep gemakkelijk: als man van het
eiland sprak hij hun eigen taal. Een
behoorlijke afstand heeft hij in die tijd over
de polderwegen afgelegd, vaak bij nacht en
ontij: ongeveer een miljoen kilometers.
Toen hij om gezondheidsredenen zijn werk,
volgens zijn mening, niet meer naar behoren
kon uitoefenen, besloot hij te stoppen en
werd hij directeur van de
Vleeskeuringsdienst, aanvankelijk voor
Goeree-Overflakkee, later ook voor de regio
Zuid-Holland zuid-west. Reorganisatie van
deze dienst noodzaakte hem omstreeks
1985, tegen zijn zin, met pensioen te gaan.
In deze periode verzorgde hij als invaller
ook op enkele scholen de lessen biologie.
Arie Wagner was geïnteresseerd in vele
zaken. Dat had tot gevolg dat hij bestuurlijk
betrokken raakte bij nogal wat verenigingen,
instanties en organisaties. Het zou te ver
voeren ze allemaal op te sommen. Om er
enkele te noemen: diverse functies binnen
de Gereformeerde Kerk te Middelharnis,
zoals ouderling, lid van de Commissie van
Beheer, en tot zijn overlijden voorzitter van
de orgelcommissie. Verder was hij 35 jaar
lid van de Lionsclub Goeree Overflakkee,
30 jaar bestuurslid, w.o. zowel voorzitter
als secretaris, van het Groene Kruis te
Dirksland, 10 jaar lid van de Raad van
Toezicht en 6 jaar van het bestuur van de
Rabobank Dirksland, en ombudsman van
het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis. Maar
vooral ook een aantal jaren een deskundig
bestuurslid van de Zeeuwsche Vereeniging
voor Dialectonderzoek. Als geboren
Flakkeeënaar kende hij de taal van huis-uit,
maar door zijn vele contacten op het gehele
eiland kende hij ook de verschillen.
Bovendien was hij gezegend met een
fabelachtig geheugen. Regelmatig
publiceerde hij ook in Nehalennia, o.a. over
oude kinderspelen.
Met genoegen denk ik terug aan de
samenwerking met hem voor het regioboek
Dialect op Goeree Overflakkee. Opvallend
waren dan vooral zijn humor, nuchterheid
en stiptheid. Menige anekdote wist hij op
smakelijke wijze te vertellen. Het hoofdstuk
'Dieren' zou er zonder zijn kennis heel wat
magerder hebben uitgezien. Zijn nuchterheid
bleek vooral uit het feit dat hij aan
ondergeschikte zaken als de spelling van het
dialect minder belang hechtte. Dialect was
vooral een taal om te spreken, vond hij. Een
hoogtepunt was altijd het bezoeken van de
Dialectdag in Kapelle. Ik denk nog terug
aan de tijd dat hij er ons heen voerde in zijn
Mercedes: zijn vrouw Fransje en de kleine
gestalte van mevrouw Soldaat-Poortvliet op
de achterbank. Tijdens de rit vielen dan
34