mond van de te Schuddebeurs geboren en getogen De Keijzer en zijn echtgenote
nog het volgende op:
a.weerlammig, da 's gin flauwekul (verdraaid, potverdorie enz.). Verg.
wéérlam enz. in: WZD 1122.
b.stoepeschieters (bijnaam voor de Zierikseeënaars) (netjes gezegd:
trottoirpoepers);
c.leutig (leuk, plezierig), en WZD 909 vermeldt voor Schuddebeurs:
d.twéé speten diepe (twee steken met een spade diep) (te Noordgouwe:
spééten).
Een andere informant van Kleemans, de landbouwer D.C. v.d. Velde, schatte
dat "zo'n 50 procent van de mensen" te Schuddebeurs "import" is. Dat betekent
voor deze kleine kem een even moeilijke positie voor de lokale taal als te
Sirjansland en Ouwerkerk. Zie hiervoor Kroniek 9 [1984],
De bijnaam van de geboren en getogen Noordgouwenaars is Ooliepooken,
hetgeen letterlijk betekent:"(met) olie (gevulde) lichamen". Het is niet te
achterhalen hoe zij aan deze bijnaam gekomen zijn, temeer daar verband zoeken
met de uitdrukking in den oolie (dronken) (zie WZD 634 en W.P.L. Bakker in:
Kroniek 10 [1985]) geen enkele zin heeft. Mijn informante Marie Moelijker
deelde namelijk mee dat de bewoners van Noordgouwe noch in een recent, noch
in een verder verwijderd verleden gekemnerkt waren door een overmatig
drankgebruik.
Op historische basis berust wel het verhaal over Wullum Speelman van Johannes
Vijverberg (1880-1965), die van 1909-1940 hoofd van de openbare lagere school
te Noordgouwe was en het sociale leven aldaar al die jaren intensief heeft
meebeleefd. Zo was hij o.a. secretaris-penningmeester van de geitenfok-
vereniging en in die functie leerde hij de bokhouder Wullum Speelman kennen.
Van wat deze vertelde over zijn belevenissen met de bok Goliath, laten wij
hieronder - uiteraard in de plaatselijke taal - enige welsprekende fragmenten
volgen, die wij ontlenen aan het handschrift Mensen, die ik gekend heb, dat in
1962 voltooid werd.
Om te beginnen noemt Speelman Goliath 'n reuze-bullebak en 'n onbeschoften
doerak (p. 151), die in zijn kot meermalen aanzienlijke vernielingen aanricht.
Om zijn gedrag binnen de perken te houden moet Speelman hem dan ook wel
eens een flinke tik met een ijzeren staaf geven (p. 152). In een onbewaakt
ogenblik, als hij met zijn rug naar het beest toegekeerd staat, ondervindt hij
echter dat ook de bok Goliath rare sprongen kan maken. Met een keiharde
kopstoot werkt hij de niets vermoedende Speelman de deur van het kot uit, die,
aldus Vijverberg, "met een sierlijke boog" in het nabijgelegen bietenveld
terechtkomt.
Maar dan is de boot ook goed aan. Als Speelman van de ergste schrik bekomen
is, leidt hij met de volgende woorden zijn strafoefening in:
"Wèl joe onbeschoften doerak, joe eimelike stiengkerd, dat is êêns, mar een
twééde keer kost het je je kop,dat ver smout ik je... Ma je bin nog nie van m 'n
of.Eést 'n bitje bekomme in dan zulle me nog 's praete.
Dat praeten, begeleid door de strafexercitie met de ijzeren staaf, levert het
33