terug te rennen. Speelman kan hem weer terughalen en de vrachtrijder vraagt
hem met onverholen leedvermaak:
"Was 'nj'ontsnapt?"
"Ja man, zó as 'n daer staet, zou je 'n 'n sént geve, mar as 'n de kolder in z 'n
kop eit, berg je dan ...Ik bin d'r a wat mee overkomme!
"Dat béésje
"Ja mar.e.kiek is nae m'n, dat is gin béésje, dat is 'n lééw.
De vrachtrijder is echter te vroeg geweest met zijn leedvermaak. Nadat hij er
aanvankelijk in geslaagd is Goliath met een kloeke zwaai in de wagen te smijten,
neemt deze toch op een niet mis te verstane manier revanche. Na eerst aan het
houtwerk van de kar aanzienlijke schade aangericht te hebben, werkt hij
vervolgens de vrachtrijder de wagen uit, die behoorlijk versuft met zijn
achterwerk op het stenen straatje bij Speelman's huis terechtkomt.
Speelman heeft nu op zijn beurt leedvermaak, als hij Goliath opnieuw gaat
halen. Nadat de bok door een paar flinke meppen met de ijzeren staaf tot
volgzaamheid gedwongen is, weten de vrachtrijder en Speelman hem tenslotte
"gebonden en gekneveld" in de wagen te werken, alwaar hij "als een zoutzak"
blijft liggen.
Voor het vertrek geeft Speelman de vrachtrijder nog de welgemeende raad goed
op de bok te letten, "want", zo zegt hij, "mit 'n klein fortuintje kom j' onderwègt
in de vaert teréchte, 't is Goliath mit éél z'n lief! Ajuus! Inne Wél
tuus!". En met deze woorden eindigt ook het gedeelte Noordgouwe van ons
regiobeek.
35