HET 'FORT KIJKOVERAL' AAN DE ESSEQUIBO Een fort, met mythe omgeven Doeke Roos Wanneer men nu, op het einde van de 20ste eeuw, de Essequibo opvaart krijgt men bewondering voor de oude Zeelanders die met hun schepen onder zeil deze rivier al in het begin van de 17de eeuw bevoeren; talrijk zijn de onderwaterobstakels en de vele eilandjes die de vaart op deze bochtige en snelstromende rivier bemoeilijken. Pas 70 km stroomopwaarts bereikten ze de plantagekolonie en ankerden dicht onder het eilandje Kijkoveral, waarop het gelijknamige fort was gebouwd. Hier werden de in West-Afrika aan boord genomen slaven gelost en de producten van de plantages ingeladen. Dit alles onder de vlag van de West-Indische Compagnie Kamer Zeeland. Fictie en mythe De vroegste Zeeuwse aanwezigheid op de Wilde Kust - dit is het kustgebied tussen de rivieren de Amazone en de Orinoco - is doortrokken van fictie en mythe.' Deze uitspraak zal zijn ingegeven door de vele steeds wisselende verhalen over Zeeuwen die dit kustgebied bezochten, en zich er wel of niet vestigden. Tevens stelt men zich nog altijd de vraag of de Spanjaarden de Zeeuwen waren voorgeweest. Reeds in de jaren 1598 en 1599 bezochten schepen van de Middelburgse burgemeester Ten Haeff deze kusten.2 Toen was er echter slechts sprake van een verkennend onderzoek. De verhalen over wat men er zoal aantrof en de mogelijkheid zich er blijvend te vestigen moeten erg positief zijn geweest. Ook het feit dat de Spanjaarden zich niet hadden gevestigd aan de oevers van de Berbice, de Demarary en de Essequibo was onder meer reden dat de Zeeuwen zich er al vóór de oprichting van de West-Indische Compagnie vestigden. In de geschiedenis van deze eerste Zeeuwse vestiging aan de Essequibo heeft een erg klein eilandje, ongeveer gelegen op de driesprong van de Essequibo, de Mazaruni en de Cayuni, een belangrijke en bijzondere rol gespeeld. Op dit eilandje bouwden immers de eerste Zeeuwse kolonisten een fortje en noemden het Kijkoveral. Hoe toepasselijk deze naam wel is ervaart men staande op het.hoogste gedeelte van dit eilandje. Talrijk zijn de gissingen wie nu wel de eerste Europeanen waren die Kijkoveral bezochten, in hoeverre zij hier korter of langer verbleven en wie het fort bouwden. Allereerst dient opgemerkt dat de ligging van dit nu onbewoonde eilandje op geen van de oude kaarten juist is weergegeven. Het standaardwerk van Hartsinck plaatst het in een volkomen ander riviergedeelte en hij weet ook het latere bestuurscentrum Cartabo niet juist aan te geven. Ook Netscher, die als de meest betrouwbare bron kan worden genoemd, geeft niet de juiste locatie aan.' Op bijgaande, door mijn echtgenote gemaakte luchtfoto is deze ligging als een druppel in de rivier de Mazaruni, met op de achtergrond de Cayuni, goed zichtbaar. De strategische ligging moet voor de Zeeuwen aanleiding zijn geweest juist hier hun fort te bouwen en er het bestuurlijk hoofdkwartier van de kolonie in te richten. Indianen bewoonden dit gebied; bekend was dat zij zich niet altijd vredelievend opstelden. Orlianeverf en hangmatten De eerste kolonisten hebben het niet gemakkelijk gehad. De vele besmettelijke ziektes die hier heersten waren voor de kolonisten vaak al kort na hun aankomst noodlottig. Het waren mannen en jongens die op de oevers van deze rivieren contact zochten met de indianen. Getracht werd een ruilhandel op te zetten waarbij messen en bijlen werden aangeboden in ruil voor onder meer orlianeverf en... hangmatten." De eerste Zeeuwse expeditie vertrok in 1616 vanuit Vlissingen naar de Essequibo. Commandant was Aert Adriaanszoon Groe newegen. Hij was in dienst van het De Moor-Courteen handelshuis.5 Onder de vlag van de West-Indische Compagnie vestigde zich een tweede groep kolonisten aan de Essequibo, en werd met vereende krachten de verdere bouw van het fort op Kijkoveral voortgezet. De zetel van het bestuur van de Compagnie bleef hier voor bijna een eeuw gevestigd. In 1718 verliet de commandeur met zijn staf het eilandje en het fort en vestigde zich op het vasteland in de onmiddellijke nabijheid van het fort; men noemde deze nederzetting Cartabo.'' 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 4