Bekende namen van vroege commandeurs zijn Jacob Canijn en Jan van der Goes. Was er in die eerste jaren slechts sprake van enige ruilhandel met de roodhuiden - beweerd werd dat zij zich met genoemde orlianeverf insmeerden als bescherming tegen insecten en zonnestralen - later kwamen de plantages tot bloei. Op de oevers werd met behulp van de uit West- Afrika aangevoerde slaven de tropische begroeiing gekapt en tabak, suiker en katoen verbouwd. Een bekend commandeur op het fort was de Zeeuw Samuel Beekman (1690-1707). Hij stierf op het fort. Netscher schreef hierover in zijn boek: 'Op een dicht met mos begroeide plek tegenover het fort Kijkoveral, op het terrein waar vroeger de plantage Fortuin lag, heb ik de grafzerk van Samuel Beekman gevonden.'1 Tijdens ons onderzoek op Kijkoveral vonden ook wij, na een moeilijke tocht door het oerwoud. Beekmans graf (23 februari 1996). Het leek alsof er na Netschers vondst, meer dan honderd jaar voordien, weinig was veranderd. Een emotionele vondst; zo heb ik dat ervaren. Dat het leven op dit zo kleine eilandje niet altijd onaangenaam was, vertelt Adriaan van Berkel. Hij was door de bewindhebbers naar de Wilde Kust gezonden om daar hun handelsbelangen te behartigen. In die functie bezocht hij in oktober 1670 het fort. Hij was vergezeld van een predikant, drie andere Europeanen en tien indianen die met een tentboot de Berbice afvoeren. De Indianen roeiden dit vaartuig en via het open water van de Caribische Zee werd de monding van de Essequibo opgezocht. Na een voorspoedige reis kwamen ze op hel fort aan. Daar werden ze door Commandeur Rol met een kanonschot verwelkomd.8 Uitbundig werden ze op het fort gefêteerd. Cornel is Rol wenste de eerste vier dagen niet over zaken te spreken en dagelijks kwam er veel wijn en gebraad op tafel. 'Men voert er een prinsenleven voor zo veel de spijs en drank belangt'zo vertelt Van Berkel.v Franse kapers Niet altijd is het op het fort feest geweest. Een gebeurtenis die van groot belang was voor de toekomst van deze plantagekolonie is de overval in 1708, kort na de dood van Beekman. Een drietal Franse kaperschepen was al plunderend de Essequibo opgevaren. De opvolger van Beekman was commandeur Pieter van der Heijden Rezen. Hij berichtte aan zijn chefs, de bewindhebbers van de Compagnie in Middelburg, in een uitvoerig schrijven over deze Franse kapers. Door een posthouder werd aan de commandeur gemeld dat de plantages en kleine nederzettingen van indianen meer naar de monding van de rivier door deze Franse piraten waren overvallen, geplunderd en daarna in brand gestoken. De plantage eigenaar en zijn vrouw en kinderen waren daarna gevangen genomen. 'Ik besloot'zo schrijft Van der Heijden, 'om de kanonnen die op de plantage Wester- Souburgh waren geplaatst naar het fort over te brengen.' In de avond van 7 februari landden negen kano's met Fransen op de plantage 'de Vrijheyt'. Hierbij werden vele schoten gelost en daarna bestormde men het huis van de plantagehouder. Deze bevond zich in de nabijheid van het fort Kijkoveral en 's avonds zag men daar de Franse vlag waaien. De meeste plantagehouders vluchtten met hun slaven naar het fort en men kan zich voorstellen dat dit kleine eilandje overvol raakte. De slaven werden meegenomen naar het fort omdat men vreesde dat ze anders door de Fransen als buit zouden worden afgevoerd. Het fort werd nog weer eens versterkt. Niet alleen werden extra kanonnen in stelling gebracht, maar ook planken waarin spijkers waren geslagen, tegen de muren van het fort geplaatst. In de namiddag van de volgende dag zag men een Frans vaartuig naderen met een prinsenvlag op het voorschip. Een sloep werd naar dit schip gezonden en in een brief, geschreven door de Franse commandant, werd in naam van de Franse koning onmiddellijke overgave van het fort geëist. Het antwoord was dat men zich niet zou overgeven en de komst van de Fransen met genoegen afwachten. De soldaten beloofden het fort tot hun laatste druppel bloed te zullen verdedigen. Daarna gaf Van der Heijden een merkwaardige maar ook afschuwelijke opdracht. Twee negerslaven werden geradbraakt: 'op het rad te bindenzo staat er. Hier zouden zij vier uren blijven liggen, waarna ze werden gedood. Deze afschuwelijke executie werd op het fort uitgevoerd om de slaven vrees in te boezemen en vluchten te voorkomen. Daarna werden de lijken van de veroordeelden in de rivier geworpen. Hiermee wordt aangetoond dat de kolonisten 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 6