wederopstanding uit het diepst mogelijke verval. De naald ervan wijst hemelwaarts want slechts vandaar straalt hoop en vertrouwen. Altijd opnieuw heeft de mensheid piramide en obelisk gezien als tekens, welke verwijzen naar zowel het verleden als de toekomst. Zowel piramide als obelisk kenmerken zich door strakke, rechtlijnige vormen. Evenals bij de piramide moeten wij ons de obelisk denken als drager van een boodschap, maar die zit verpakt in hiëroglyfen op het gladde oppervlak, welke de strakke plastiek op geen enkele manier geweld aandoen. Anders dan de piramide kent de obelisk een voetstuk, maar dat is niet meer dan een onopvallend pied-de-stal, simpel de functie van drager vervullend. Onze Middelburgse obelisk vertegenwoordigt de nabloei van de Lodewijk XVI- vormgeving. Die is niet wezensvreemd aan de 17de- en 18de - eeuwse gedachtenis-obelisk, in meer of minder barokke vorm. Het ontwerp in Middelburg voor de gedenknaald past in de tijd, waarin het ontstond. Wie de moeite neemt om zich erin te verdiepen welke betekenis de obelisk in de loop van de tijden heeft gehad in de vorm van grafmonumenten en gedenktekens, zal ontdekken dat het aantal voorbeelden legio is. Het heeft geen zin om hier kris en kras voorbeelden te noemen. Maar wel valt te wijzen op een aantal Nederlandse gedenktekens uit ongeveer dezelfde periode. In 1866 werd op het Korte Voorhout te 's- Gravenhage een zuil onthuld ter ere van de Hertog van Saksen-Weimar. In 1865 was in Scheveningen een obelisk onthuld ter ere van Prins Willem Frederik van Oranje; deze laatste kwam te staan op het duin waar deze op 30 november 1813 aan wal was gestapt. Een ander voorbeeld in ons verband is het Quatre-Bras monument te Soestdijk, waarvoor Van der Hart in 1816 een eerste ontwerp inleverde en ook onze Bourjé. Laatstgenoemde kreeg echter niet de opdracht, zoals hij in 1817 hoorde." Ongeveer ten tijde van het ontwerpen van het monument te Middelburg is er óók een ontwerp voor Leiden gemaakt. Dit zou worden opgericht op de plaats waar een kruitschip heeft gelegen, dat de oorzaak is geweest van de catastrofale verwoesting van een gehele stadswijk in 1807. Dit ontwerp is gesigneerd door drie vooraanstaande architecten: Thibault, Van Westenhout en Van der Hart. Onder degenen die een schets inzonden behoorde ook Jurriaan Andriessen, wiens tekening door de jury werd afgekeurd omdat zij een meer schilderachtige dan een architectonische visie vertegenwoordigde. Dit laatste element werd blijkbaar belangrijk geacht bij de beoordeling van een herinneringsmonument. Verder dan een begin van uitvoering van dit Leidse monument is men niet gekomen. Voorts noemen wij in ons verband nog Van der Hart's decoratie van het Amsterdamse stadhuis op 19 december 1799. Het hoofdmotief werd gevormd door een obelisk bekroond met de overwinning en omgeven door Deugd (Hercules) en Dapperheid (een gewapend krijgsman) met de Nederlandse en Franse vanen en standaarden. De obelisk steunde op een grafkist met een inscriptie over de gesneuvelden.12 Van de enorme hoeveelheid grafmonumenten die ons in binnen- en buitenland ter beschikking staan, noem ik slechts een tweetal, namelijk in de kerk van Veere en in die van Vlissingen. De meer dan 7 meter hoge 'praalnaald' in 1773 in de kerk van Veere werd opgericht ter ere van Joannes van Miggrode, de eerste en voornaamste kerkhervormer van Zeeland, naar aanleiding van de redevoering ter viering van het tweehonderdjarig jubelfeest der Nederlandse vrijheid in 1772 te Veere. Toen de Fransen in 1812 de kerk in beslag namen om deze in te richten tot hospitaal, werden de meeste praalgraven en gedenktekens vernield. In Veere liet men gelukkig de gedenknaald ongemoeid dankzij de zorg van de stadsbouwmeester L. van de Wouwer. Later, toen de Franse ingenieurs 'de kleine kerk' tot bomvrije kazerne hadden 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 10