door leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). De vondsten bestaan voornamelijk uit aardewerkscherven en metalen voorwerpen, zoals munten. Deze vondsten zijn belangrijk voor de dateringen. Behalve enkele prehistorische scherven dateren ze grotendeels uit de hoge (ca. 1000- 1200/1250) en late Middeleeuwen (14de eeuw en later). Het materiaal kan in grote lijnen inzicht verschaffen tot welk moment in ieder geval bewoning mogelijk was, voordat bepaalde plekken werden bedreigd door overstuivingen. Eruit kon worden opgemaakt dat de mens in de loop van de tijd gedwongen was zich van west naar oost in het landschap te verplaatsen. Daarnaast zijn veel geologische waarnemingen verricht. De duinen bestaan uit Oude Duinen, die in de prehistorie op strandwallen zijn gevormd, en uit Jonge Duinen, die in de Middeleeuwen zijn ontstaan. Grote duinverplaatsingen hebben plaatsgevonden van de 10de eeuw tot 1250 en van 1650 tot 1900. De geologische en archeologische gegevens zijn gekoppeld aan historisch bronnenmateriaal (archiefstukken). Dit heeft als voordeel dat de verschillende disciplines elkaar kunnen aanvullen, waardoor de kennis over de bewoning en het ontstaan van Schouwen kan worden vergroot en geverifieerd. De auteurs hebben een degelijke analyse gemaakt van het voorhanden zijnde vondstenmateriaal. Het is verrassend te constateren dat alleen oppervlaktevondsten en waarnemingen al een behoorlijk duidelijk overzicht kunnen geven van de bewoningsgeschiedenis en ontwikkeling van het landschap in een bepaald gebied. Jammer is alleen dat voor de verschillende stuifkuilen geen precieze jaartallen kunnen worden gehanteerd. De metaalvondsten van Hubregtse zijn namelijk slecht gedocumenteerd en ook de datering van het begin van de middeleeuwse overstuivingen met jong duinzand blijft nog enigszins in nevelen gehuld. Een ander minpuntje van het artikel is dat veelvuldig wordt verwezen naar afbeeldingen en tabellen op vorige pagina's en naar eindnoten, waardoor veel moet worden gebladerd, wat de leesbaarheid niet altijd ten goede komt. Desondanks is een duidelijk verhaal verteld, waaruit blijkt dat het duingebied van Schouwen al vanaf de late Bronstijd een aantrekkelijke plek is geweest en gedurende lange perioden bewoning heeft gekend, maar wel steeds met het gevaar van het stuivende zand op de achtergrond. Hans Jongepier Signaal '97. Anna Jacobapolder en de tram op Sint Philipsland, uitgegeven door de Gemeente Tholen ter gelegenheid van de onthulling van het kunstwerk Signaal '97 bij 'Ons Dorpshuis' in Anna Jacobapolder op 10 juni 1997. Niet in de handel. Naar aanleiding van de nota 'Tholen in beeld' werkt de gemeente sinds 1988 aan het plaatsen van kunstwerken in alle stads- en dorpskernen op het eiland Tholen. Na de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1995 besloot de gemeenteraad ook kunstwerken te plaatsen in de dorpen Sint Philipsland en Anna Jacobapolder. Dit jaar is het 150 jaar geleden dat Anna Jacobapolder werd ingepolderd. De dorpsgemeenschap wilde dit jubileum vieren en daarom werd besloten in het kader van deze jubileumviering in Anna Jacobapolder een kunstwerk te plaatsen. Als onderwerp voor dit kunstwerk werd de tram gekozen, die van 1900 tot 1953 zijn weg zocht via de gekozen locatie. Met de komst van de tram begon een periode van nieuwe vervoers mogelijkheden De beeldend kunstenaar Roel M. Teeuwen raakte gefascineerd door de vorm van de hoorn, waarmee vanouds een signaal werd gegeven bij een aankomende of vertrekkende tram. Ter gelegenheid van de plaatsing van het kunstwerk Signaal '97 is van de hand van de gemeentearchivaris van Tholen, dhr. J.P.B. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 23