heeft die ook iets te maken met de omvang van de mond, waarin deze verdwijnt? De ongemanieerdheid van de Westkapellenaren komt sterk tot uitdrukking in Ze doe:n net as de Weskapellaers: na een traktatie of de aangeboden maaltijd, onmiddellijk opstaan en huiswaarts keren. Dit snelle vertrek werd veroorzaakt door de lange afstand die men naar het veraf gelegen Westkapelle moest afleggen. Ook de bewoners van Axel kregen het zwaar te verduren in het Land van Hulst. Kwam een Axelaar in z'n kenmerkend kostuum in het Hulsterse gebied, dan hoorde je al vlug fluisteren Kiek, kiek, 'n Axeljaer op d'n diek. Met het woordje Axeljaer werd gebrekkig het Axels dialect nagepraat. Kom je in de stad Hulst te laat op een afgesproken plaats, dan is het niet ongebruikelijk dat de Hulstenaren je verwelkomen met Gij komt as de ballen van Axel. De historische achtergrond is als volgt: Tijdens een beleg van Hulst, in de Tachtigjarige Oorlog, kwam de hulp uit Axel veel te laat aan en de kanonskogels (ballen) kwamen nog veel later. Minachting spreekt ook uit D 'n 'Oek is van de karre gevallen. In de Franse Tijd zagen de bewoners van Hoek hun luidklok geladen worden op een kar, die naar Axel zou rijden. Onderweg viel echter de klok van de boerenkar toen deze over een hobbelige weg reed. De Hoekenezen worden nog altijd aan dit voorval herinnerd als de geringe omvang van dit dorp, dat in een uithoek van het Land van Axel tegen de Braakman lag, ter sprake komt. Wie begroet werd met de woorden: Je kom toch ni van Lillo? was slecht op de hoogte van de laatste nieuwtjes. In de 17de en 18de eeuw was het fort Lillo in het Zeeuwse zo'n beetje het einde van de bewoonde wereld. De forten Lillo en Liefkenshoek hadden een flinke militaire bezetting, er was een school en kerk (Classis Walcheren), maar de communicatie met Middelburg verliep niet al te snel, vandaar die uitdrukking. Ook over het noorden van Zeeland komen we in het WZD een paar rake uitdrukkingen tegen. Spottend met de Thoolse uitspraak zegt men le komt uut 't land van d'age bamen. Maar.op Schouwen-Duiveland en Tholen staan helemaal geen hoge bomen meer. Als je hoort Ik zit mee 'n (de) Zierikzêêënaer op m 'n rugge dan zit je ergens mee verlegen. De ijver en inzet van de man die tegen zich hoort zeggen J 'ei zeker 'n Zierikzêêërn&er (g)ezie:n wordt helemaal niet hoog ingeschat. In Vrouwenpolder of Renesse kun je ook in zo'n situatie horen J'ei zeker 'n Zierkzêêërnaer op je rik? Of J'ei zeker 'n Zierikzêêsen 'on op je rik? Op de keper beschouwd, zijn het eigenlijk allemaal niet zulke vriendelijke opmerkingen die we over onze buurgemeenten maken. Nu zijn er ook een aantal vergelijkingen in gebruik, die een plaatsnaam in zich hebben. We lezen dat in de uitdrukking d'r tanden stae az-d'uzen van de Pekelienge: ze heeft maar hier en daar een tand in haar mond: W. (Kod.; Ok.; Dob.; Aag.; GrijAant.: De Pekelienge is een afgelegen buurt onder Aagtekerke, met verspreid liggende hoeven en arbeidershuisjes. Plaatselijke varariant: d'r tann'n stao az d'uzen van Kezand: Bvt. Flakkese papbuuk is de scheldnaam voor Flakkeeënaar. Deze benaming is algemeen bekend op Goeree-Overflakkee. Je kan we(l) zegge(n), ik kom(me) van Brussel, mè, ma(r), de papie.ren: dat kun je nu wel beweren, maar waar zijn de bewijzen? Een Walcherse uitdrukking, die ook op de Bevelanden en in het Land van Axel wordt gehoord. Ook op Ooltgensplaat is het niet onbekend. Een variatie: 't Is nie fan Brussel of Gent, 't gaed' om de papie.ren: gegeven door Ndp.'t Is nie, ik kom van Brussel of Parijs, de papieren moeten 't 'ier uitmaoken werd gehoord in Lamswaarde en uit Zierikzee kwam 't Is 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 35