vangertje-overaol: délivré, geg.door Zr.; Dsr.; Rtc. Zie: vangeman. vrie als karaktereigenschap, zowel gunstig: vrijmoedig, als afkeurend: vrijpostig, brutaal, Alg.; vrai: L.v.H.; vrè: Wdo. Voorbeelden: Ie durft ze woordje wè te doe: n, ie is vrie genogt: Hkz.; Je kan zeie wa je wil, mè die kinders binnen vee te vrie tegen ouwere mansen: Dsr.; 'n vrieën apostel: iem. die te vrijpostig is: W.; Z.B. (Hdk.; Ovz.; Wmd.); T. (Mtd.); Sch. (Ng.Hsd.); Z.V.W.; G. (Gdr.); Ofl. (Mdh.; Smd.). Aant. Gdr. Onderscheidt vrie: vrijmoedig; te vrie vrijpostig. Ander gebruik: in tegenstelling met de vaste plaatsen in de prot. kerk, waarvoor werd betaald, heette de zg. èrme(n)banken ook de vrieë banken, bochten: Z.eil.; Z.V.W.; L.v.A.; G.; Ofl. (Mdh.; Smd.); in deze bet. vrie banken geg.door Ztl.Otl.Bns.; vrieë plekken: geg.door Dob.; Bh.; Hsd.; Mdh.; Smd.; 't vrie: vrijplaats bij tikkertje, verstoppertje spelen of derg. spel: W. (omg. Mdb.; Ok.); Z.B. (Hkz.; Ktg.Kpl.; Kn.; Kb.; RIL); N B. (Wsk.; Ks.); T. (Mtd.); Ank; Scherp.); Sch.-D.; Z.V.W. (Bvt.); L.v.A.; ook 'tvrietje: AnL; Bvt.; 't vrieë: Hkz.; 't vrij: PL; Wdo. Zie: dóód, hoenk, lot. zak term bij een soort tikkertje spelen: appeltjes-stele, m 'n zakje vol: de kinderen zingen het en lopen weg, waarna een van hen (de agent) ze pakken moet, geg.door Gdr. (zie F. en T. 2e serie no. 18.). Graag zouden we reacties ontvangen op deze en niet genoemde spelletjes. U kunt dat doen door een brief te sturen naar de redactie. In de volgende aflevering van Nehalennia berichten we over de binnen gekomen antwoorden. Eindelienge Van Bei Cok ontvingen we ook zijn tweede CD, getiteld Eindelienge. De zilveren schijf bevat 14 liedjes in het dialect van Zuid- Beveland. Het openingsnummer is Zêêland in de zeumer. We horen Bei hierop met twee dochters het wel en wee van de vakantiegangers bezingen. De tekst is eenvoudig evenals de melodie, die lekker in het gehoor ligt. De sterkste nummers zitten in het midden van de CD: Kom is gauw ni m 'n karre en A ik in de keuken bin. Deze twee versjes hebben echt betrekking op de zanger. In het eerste vers is Bei de visboer, die twee keer per week in het dorp verschijnt met zijn viskar. Heel beeldend is hij bezig zijn visjes aan de man, of beter aan de vrouw te brengen: Ik bak ze in olie en verpak ze in folie Wan dan kriegen de ménsen ze werm op d 'r bord De mekrêêlen en gêêpen, die snie ik in rêêpen En gornaêt die 'k naêbie aaltied te kort Een vrouwe die zei: 'k zou wè pilk van je willen Mè 'k vin et zö ieselijk om ze te villen 0 vrouwe, zei ik, das voe mien gin bezwêr Wan ik maéke voe ieder de vis panneklaêr. En die handigheidjes komen we ook tegen in het volgende vers, waarin hij beschrijft dat hij na zijn pensionering een zee van tijd heeft gekregen. Na eerst de tijd wat gedood te hebben met puzzelen en lezen, komt Bei in de keuken terecht. Een geboren keukenprins is hij niet, want hij begint voorzichtig met een eitje bakken en wat spek braden. Maar al snel heeft hij de smaak te pakken: letterlijk en figuurlijk. En we horen zijn vrouw al uit de kamer roepen dat hij niet overal van moet proeven 'k óór m 'n vrouwe zèn 'Pas op óór man Wan je wor ter vee te dikke van Soms dan steel 'ik ok eè 's een krieltje uut et vet. Maar Bei heeft daar geen boodschap aan. Uit volle borst zingt hij in het refrein: as ik in de keuken bin, 'k et stikgoed ni m 'n zin. 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 42