wonen. De gedachtengang is niet logisch en
de metamorfose van tante zeker niet. De
Sinclair wil gewoon amuseren en slaagt daar
prima in, met geestige zinswendingen en
invallen.
Het korte verhaal 'Zitdag', spelend in
Westdorpe, gaat over de maandelijkse
belastinginning.10 De betalers passeren één
voor één de revue: 'een groote vrouw met
een schonkig plat bovenlijf en knokige
handen en vingers, 't Is Vliestra. Ze heeft
een schreeuwstem en ze is stokdoof. Ze heeft
wel twintig biljetten van buren en
familieleden voor wien ze dat baantje van
belastingbetalen waarneemt.
Ze is niet geleerd, kan dus niet lezen maar
op een onfeilbare wijze kent ze de biljetten
toch uit elkaar, ze legt ze uit op tafel met
gepast geld er bij en dreunt op haar hard
rauw orgaan "Veur Teefiel Guytenaere 'n
guide en 'r oneffen en deus veur dienen gast,
die mee mijn zuster getrouwd es toe noemt
hem 'nen keer, alia Belzen Allewies geweet
wel twee kwartjes en da 's veur dat ouwmens
dat thuis leet bij Teefiel Vermeire en Teedul
die eet gevrogen of dat het nie wa minder
kost omda alles zeu schrikkelijk diere es.
Jao jong da 's waere, 'nen gulden mee drij
kluiten en deus dat es veur Nathalie nog drij
en tachtig cent dan was 't effen maar dat
andere briefken van 't pensjeneel, da kost ze
nie vinden. Ze peinsde dasse 't nie gat et
azeu da mogge ne keer 'n ander veur
schrijve zulle, deus twee das veur myn
moedere maor meneer den onvangere das
toch wel veel jong, drij gulden voor 'n
werkmans velo, egge daor geen abuus mee,
kijkt er nog 'n keer achter jong en....
Haar stem schreeuwt door met korte vragen
waarop ze geen antwoord wacht wijl ze het
toch niet verstaat. Ik schrijf de smoezige
biljetten af, in de kleverige bonnetjes en
centen en guldens en dan vertrekt ze met een
stortvloed van woorden ook op de
wachtenden op de bank.
Het eerder genoemde Mijnheer de Rector is
een prachtige novelle. De rooms-katholieke
sfeer, de namen en de manier van leven en
spreken zijn zo kenmerkend voor Zeeuws-
Vlaanderen in de eerste decemiia van deze
eeuw dat het verhaal volgens mij nergens
anders gesitueerd kan zijn. Een novelle over
goede, onschuldige mensen, zo vol onheil
voorspellende vooruitwijzingen dat je bijna
niet verder durft te lezen. Ik vind het één
van de beste verhalen van Van der Feen.
Afscheid van Zeeuws-Vlaanderen
31 oktober 1921, na zijn vertrek naar Goes,
heeft Van der Feen schriftelijk afscheid
genomen van Zeeuws-Vlaanderen in het
Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad.
Waarom hij dat 'afscheid' zo ver van huis
liet publiceren wordt na lezing wel
duidelijk. De Zeeuws-Vlamingen zouden
hem er lelijk op aangekeken hebben als hij
het in een Zeeuwse krant had gezet!
Als we enkele stukjes citeren: 'Ik heb er
vele jaren vertoefd aan dien ruigen zelfkant
van ons landje, ik heb de taal, die immers
"gangs het volck" is, leeren verstaan en een
beetje leeren schrijven. Zeker, een
wonderlijk taaltje is het: even onaf en arm
en gebrekkig als dat der inboorlingen van de
Bismarcq-Archipel, maar gering ook is
immers de behoefte om uiting te geven aan
gevoelens of meeningen van wat
saamgestelden aard.Even verder: 'Lezen
doen ze niet; een enkele spelt moeizaam een
Vlaamsche gazet, gedrukt in Kemseke of
Assenede en gesteld in een parodistische
wartaal. Gewoonlijk noemen ze zich zelf al
"geleerd", indien ze met vreemde
hanepooten zoo 'n beetje hun naam weten te
zetten, omslachtig, zuchtend van inspanning,
een krullende tong scheef uit hun
mondhoek.
Over zijn contacten met de mensen als
ontvanger schrijft hij dan nog: '...Ivo komt
bij me binnen. Hij moet teekenen op een
stuk. "Ben je geleerd, Ivo?" vraag ik. "Bé
nent, meniere". Dan maar een kruisje
hier. Ik leen hem ondoordacht mijn vulpen
die hij aanvat met zijn stugge dikke vingers.
Ineens heeft hij hem in zijn mond gestoken
tot over de helft. "Ho nee, dat hoeft
9