Geen geselschap hier van doene. Hij lucht op deze plaats tevens zijn hart over het hedendaagse Leidse studentenleven: de studenten leven voor de lol, voor mooie kleren en voor het spel en jagen het geld van hun vaders er doorheen, zonder ooit een boek in te zien: Om in plaetse van geheel/ haren dagh en een groot deel Vanden nacht haer Leydtsche leven/ Tot studeren te begeven Gaen by dage musecotenfvan het woord musico: publieke gelegenheid, soms kroeg, waar muziek gemaakt wordt - dus: zitten overdag in de kroegZ)/Also ledich als een luys En by nacht lancx strate vloten/ Nergens min dan by haer huys Ondertusschen dat by tijden/ Hare Vaders binnen huys Haer op 't nouste selfs gelijden Zijn de Soonen nieuwe cruys Die haer ouwers sweet en bloet/ Suypen uyt en met de voet Treden hare grijse haren/ Om haer vlouck op haer te garen: Die des Somers min de boecken/ Dan de Dorpen gade slaen En des winters men moet soecken/ Op geloken water gaen. Na deze 'tirade' tegen de pronkzucht, de praal en het uiterlijk vertoon, waarin niets blijkt van enige geestelijke diepgang, wijdt hij nog een passage aan zijn 'wercken van devotie' en besluit hij zijn werk met zijn dagelijks gebed, zonder welk hij zijn studeerkamer niet verlaat: En eer ick van deze pleck/ Eergens neme mijn vertreck: Soo bevele ick my wel seere/ Met myn huysgesin den heere. En tot slot zet hij zich nog eenmaal af - het was te verwachten, de cirkel is rond - tegen de stad (Terneuzen): Dits mijn treyn en mijn costuyme/ Buyten op de Moufeschans 1st dan vreemt dat ick daer ruyme/ Uyt ter Neusen gaer en gans Om mijn vrienden naer mijn lust/ En mijn boucken wel gherust Gae te slaen en wel ter deghen/ Waer te nemen t 'aller weghen Heel mijn siel is vol van leven/ Meer dan erghens in de Stat Altijts wacker en verheven/ Meer dan in een duyster gat Binnen meuren ende wal/ Daer tvernuft als in een dal Wert gheloken tusschen berghen Om hem selven te verberghen: Daer de mensch alleen verstandigh/ Levet tot een anders quaet En ghereet en dapper handigh/ Om te voeren zijnen staet Meer dan staet en beurs vermach/ En is besich al den dagh Om een ander te ontblooten/ Of hem selven te vergrooten. De Hofwetten Achter het eigenlijke dichtwerk volgen nog de hofwetten, een soort reglement voor de bezoekers van de Moffenschans, waaraan iedereen moet voldoen. Zo zijn honden niet toegestaan: Comt sonder hont off blijfter uyt. Ook dronken lieden wordt de toegang ontzegd: Die niet can overende staen/En houft niet in mijn hoff te gaen. Kleine kinderen ziet hij ook liever niet: En geen gesleep vol schade en hinders/En dultmen hier van jonghe kinders. Vrouwen met 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 24