L.v.H.; Wdo.; Nwn.; PL; Aant.: koddetje:
staart v. e. konijn komt ook Z.eil. voor,
geg. d. W. (Amd.; GrijZ. B. (Lwd.;
Hkz.; Ktg.; Kpl.; Kb.); Uitdr.: onder de
kodde spelen (b. h. kaarten): lager spelen
dan de anderen: geg. d. Pi. l.koei(e),
koe(3)koe: m.m. Alg.bij het kaartspelen
en derg.: Je mag op de koeie mee (of:
meerieën)): je mag nog een keer meespelen,
nadat je al je geld (fiches) kwijt bent: m.m.
Z.B. (Ndp.; Hkz.; Wde.); T. (Anl.; Ovm.;
Scherp.); Sch.-D.; G.; Ofi. (Odt.; Azn.);
ook: op de koeierik Gdr.; op de koeie z'n
staeri: geg. d. Dob.: Hkz. Zie: zwêête(n).
koeiestaert uitdr.ze groe:id-az 'n
koeiestaert ni benee: ze blijft maar klein:
Z.eil.; Z.V.W. (Hp.); G.; Ofi. (Odt.;
Azn.); opm. Hkz.: meer ni omlêêge. Bij
het kaartspelen: op de koeiestaert meedoe.d:
nadat men z'n geld (fiches) verspeeld heeft,
nog een keer mogen meespelen: geg. W.
(Dob.); Z.B. (Hkz.).
Zie nader onder koeie (uitdr.)
koek(e) koek; m.m. Alg.; 2. koekes ruiten
(v. h. kaartspel), koekes is troef: Z.V.W.
(Bks.; Cz.; Sdk.; Bvt.; Adb.); Z. V. O.
(PI.; Nwn.); Aant.: volg Bks.; Cz. alleen b.
kath. geh. Zie: ruites.
kot 1. hok, verblijfplaats voor dieren, Uutje
kot komme (n): kleur bekennen, voor je
mening uitkomen, partij kiezen: W.; Z.B.
T.; Sch. (No.; Bh.; Zn.); Z.V.W.;
L.v.Ax.; m. m. Wdo.; alleen b. h. kaart
spel: L. v. H. (Lam.).
lantere(n) gezelschapsspel met kaarten: W.
(Mdb.; Njoos.; Osb.; Srk.; Dob.); Z.B.
(Ktg.; Ier.; Kn.); N.B. (Ks.); T. (Anl.;
Ovm.); Sch. (Kwv.; Elm.); Z.V.W. (Bks.;
Sdk.; Bvt.); L.v.Ax. (Nz.); lanterluje(n):
geg. d. T. (Ovm.; Scherp.); Phi.; L.v.Ax.
(Nz.); Ofi. (Ogp.): lanterlui: Po.; Phi.; Bvt.
Gang v. h. spel: gespeeld m. 32 kaarten en
4 tot 6 spelers, of met 52 kaarten en 8
spelers. Elke speler krijgt vijf kaarten, de
gever keert zijn vijfde kaart om, die kleur is
troef, hiervan wordt 't aes gevraagd, is die
er niet, dan de heer; daarna is men vrij in
zijn spel.
Wie de hoogste troefkaart heeft wint de slag
en mag uitkomen met elke kaart, hierop
moet men bekennen; wie de kleur niet heeft,
mag aftroeven. Voor elke slag wint men een
vijfde van de inleg; wie geen enkele slag
heeft, is béést en moet het bedrag dat in de
pot staat betalen. Indien een der spelers vijf
kaarten van een kleur heeft, wint hij de slag,
en alle andere spelers, die niet voor de
ronde gepast hebben, zijn béést. Het spel
wordt vooral op 'óódaegen gespeeld
(Kerstmis, Oud- en Nieuwjaar).
Uitdr.: lanteren zonder zu:ren: lett. eerlijk
spelen, b. uitbr. ook eerlijk handeldrijven:
geg. d. Bvt.
lekke(n) likken; W.; Z.B.; N.B.; Z.V.W.
en O.; likke(n): Sch.-D.; G.; Ofi. beide
vormen: T.Me bin 'ie:r nog wè 'n uu:r
lööpens van de zeep, mè dj 'anje luppen lekt
proefje't sout: Nss.; Uitdr.: Da 's vor mien
mar likke: maar een kleinigheid: Gdr. Bij
domino- of kaartspel: kopen, eten: geg. d.
Sch. (Zr.); G. (Gdr.).
leure(n) 3. b. h. kaartspel: delen, de
kaarten rondgeven: L.v.H. (Lam.; Gra.);
wie moeter leuren
leut(e) pret, plezier, grap: m.m. Alg.; In
verband met (kaartspel: uut (vd enz.) de
leut(e) of uut leutens: niet om geld: m.m.
W.(omg. Mdb.; Wkp.); Z.B. (Gs.; Kpl.;
Wmd.); T. (Anl.; Po.); Sch.-D. (Dsr.; Ng.;
Srd.Zn.; Hsd.; Otl.Bns.); Z.V.W.; G.
(Odp.); uut leuters: geg. d. Sdk.; uut
kleuters Bvt., uit leuters: Wdo.; PI. Zie:
joks; nietes: nie. wens; zottens.
loochenen "verzaken" b. h. kaartspel: geg
d. Z.V.W. (Rtc.); Z.V.O. (PL; Wdo.); in
lett. bet. niet gebr.
3.lucht (bv.w.) 4. Bij het (kaart)spel: te
lucht spele(n): te gewaagd spelen: geg. d.
W.(Njoos.; Osb.; Srk.; Dob.); T. (Scherp.;
Anl.); Sch. (Rns.; Elm.); 'n lucht kaortje:
een gewaagd spel: Srk.; te lucht zien, zijn:
in een ongunstige, verliezende positie zijn:
m. m. Z. V. W.; L. v. Ax.: L. v. II
Nwn.; Ge zijt vee te lucht, ge kunt't nie
winnen: Lam.; Aant. Rns.: ook Ie speelt te
lucht b. e. inschrijving: hij biedt te laag.
48