schijn als decor voor de heersende jaloezie, de roddelcampagnes en soms zelfs de ondergang van de romanfiguren. In het boek De ridder Knol(\9\l) maken we zo'n adellijke bijeenkomst mee. Het verhaal speelt zich af in het dorp Olmhoven. De notabelen zijn geschokt door het feit dat het verwaarloosde buiten De Struysenhof bewoond zal worden door een burgerfamilie: een nouveau riche, de heer Knol, met vrouw en dochter. Gravin Van Tienen ontvangt in de kleine salon 'gelijk ze altijd placht te doen'. Op bezoek zijn de Barones van Hedenburg, de freules Dumaer, Therèse en Josephine (Treesje en Fientje genoemd), freule Rentman en mevrouw Dubour, zoals bekend van zich zelve een freule van Laere van Tienen van de HorstcampDe heren waren ook present. Het gesprek gaat natuurlijk over de nieuwkomers op de Struysenhof. Op een zeker moment spreekt mevrouw Van Tienen: 'Och, ik ben niet al te pessimistisch gestemd; mij dunkt, als die menschen merken, dat de families in Olmhoven er toch niet over denken zich met hen in te laten, te encanailleren, mag ik wel zeggen, dat zij zich dan wel gauw zoo eenzaam zullen voelen, dat ze heimwee krijgen naar de kringen, waarin ze thuis hooren. Dan kijkt ieder met ontzetting naar buiten, waar een splinternieuwe luxe limousine voor het bordes stilhoudt. De familie Knol! 'De Graaf van Tienen was opgevlogen, snelde de kamer uit, verloor in agitatie zijn waardigheid; ze hoorden hem binnen hard roepen: "Toon Toon en dan in snelle fluistering, die nochtans ook doordrong in de salon. "Zeg, dat de familie niet ontvangt. De knecht van de familie Knol geeft de boodschap van Toon door en even later brengt Toon op een presenteerblaadje de visitekaartjes binnen en de auto rijdt weg langs de afrit. Op die afrit staat het 'povere zoodje adellijke equipages, die door de auto van een schatrijke parvenu uit elkaar waren geslagen en hopeloos ontredderd! Dit wordt als volgt beschreven door De Sinclair: 'De claxon snerpte, snerpte nog eens, de fluit gilde, de sirene loeide, om de koetsiers der onbeheerde voertuigen te waarschuwen, doch die koetsiers waren verre. Een paniek sloeg onder de rustig etende en drinkende en half soezende dieren. De oude schimmel Hans, die luchtigjes met zijn leidsels vastgebonden was aan een laurierboom in een kuip, nam een schichtige sprong, trok de kuip om en daar de laurierbladen tegen zijn pooten kriebelden, vluchtte hij met kuip en coupeetje achter zich aan in een zigzaglijn over het gazon en kwam pas tot rust, toen hij bevend en trillend midden in een mozaiekperk stond; de hit van Jhr. Rentman rende met zijn panier een anderen kant op, trok het lichte ding over het staketsel, steigerde voor een Dianabeeld, smakte de panier ondersteboven en ging toen tamelijk wel gekalmeerd happen in de blaren van een rhododendron; de schichtige merrie van meneer Dubour's 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 8