twintig uur per week aan het Supplement. Dat scheelt in de kosten. De rest van de week hou ik me overigens voor een deel ook met de Zeeuwse dialecten bezig. Samen met Jan Zwemer schrijf ik voor het Walcherse huis-aan-huis-blad De Faam/De Vlissinger 'Walchers Plat'. En met Engel Reinhoudt en Rinus Willemsen verzorg ik de rubriek 'Bèl, bèl' in de maandag-editie van de PZC. En sinds een paar maanden ben ik intensief betrokken bij het nieuwe Zeeuwse tijdschrift Noe. Een heel divers blad in het Zeeuws en niet over die taal, zoals Nehalennia. Aan het Supplement wordt nog steeds hard gewerkt. Er zijn de afgelopen maanden allerlei computerbestanden opnieuw ingedeeld, nagekeken en samengevoegd. En er zijn beslissingen genomen over hoe die computer nu precies ingericht moet worden om straks een zo volledig en handig mogelijk Supplement uit het apparaat te toveren. Dat die beslissingen de juiste zijn geweest, blijkt wel uit de proef-uitdraaien waarmee ik de afgelopen maanden menig redactielid bestookt heb. Die uitdraaien zien er niet alleen netjes uit, ze 'werken' nog ook. Met andere woorden: de tekst van het Supplement begint er al aardig als de tekst van het 'oude' woordenboek uit te zien. Gelukkig maar. Een aardig nieuwtje voor lezers van Nehalennia is dat inmiddels de letter a af is. En de b zal begin april ook klaar zijn. Let wel: als een letter voor mij af is, moet er nog heel wat gebeuren voordat ie echt drukklaar is. De redactieleden uit de verschillende regio's moeten het materiaal corrigeren, aanvullen met voorbeeldzinnen en kijken naar mogelijke illustraties. Terwijl de redactie zich over een letter buigt, probeer ik de volgende letter zo goed mogelijk voor te bereiden. Ondertussen kan dan ook een illustrator aan de slag en zo werken we in twee, drie jaar in alle stilte naar de z toe. Mocht u dus weer een tijdje niets over het Supplement horen, dan wil dat nog niet zeggen dat we met onze duimen zitten te draaien. Noe en Nehalennia, broer en zus In december '97 verscheen een eerste, gratis proefnummertje (van slechts 12 pagina's) van het nieuwe Zeeuwstalige tijdschrift Noe. Noe is bedoeld als een heel divers tijdschrift met zowel proza poëzie als achtergrondartikelen en dergelijke. Noe gaat niet over dialect, zoals Nehalennia, maar is een tijdschrift in dialect. Vandaar dat de redactie van Noe eerder een soort kruisbestuiving tussen die bladen verwacht, dan een keiharde concurrentiestrijd. Die redactie bestaat voorlopig uit slechts twee personen: Jan Zwemer en schrijver dezes. Jan Zwemer is een aantal jaren bestuurslid van de Vereeniging geweest en is vooral bekend als presentator van het dialectenprogramma van Omroep Zeeland. En ondergetekende werkt alweer bijna een jaar aan de totstandkoming van het Supplement. Alleen al die informatie zegt genoeg over onze weinig vijandige houding ten opzichte van Nehalennia en de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Ook mensen als Vereenigings-voorzitter Kees Martens juichen een initiatief als Noe toe. De omvang en inhoud van het gratis proefnummer zorgde voor misverstanden. Veel mensen denken namelijk dat Noe altijd zo dun blijft. Niets is minder waar: als abonnee krijg je vier volwaardige nummers (in 1998 nog drie; het proefnummer geldt als eerste nummer van dit jaar) van elk zo'n veertig pagina's. En beste mensen uit het noorden van onze provincie: ook Schouwen- Duiveland en Tholen komen regelmatig aan bod. Tenminste, dat hopen we. Want wij kunnen daar moeilijk zelf voor zorgen; er moet wel Schouwse en Thoolse kopij binnenkomen... In het eerste nummer van dit jaar, dat half 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1998 | | pagina 30