KOTEN, EEN JONGENSSPEL UIT VROEGER TIJD B. Oele Bij het archeologisch onderzoek in de bouwput van de Gemeentelijke parkeerkelder en het Belastingkantoor aan de Kousteensedijk te Middelburg zijn in 1992-1993 enkele met lood gevulde koten (kootbeentje of phalanx van rund of varken) aangetroffen'. De bouwput van het belastingkantoor en de Een beschrijving van het kootspel, waarbij koten zoals in de bouwput gevonden werden gebruikt, trof ik aan in het boek De Volksvermaken van J. ter Gouw. Het werd in 1871 uitgegeven door 'De Erven F. Bohn'. Uit het boek blijkt dat het bij dit soort vermaken soms erg luidruchtig toeging. Reeds uit 15dc eeuwse keuren blijkt dat enkele met name genoemde spelen, waaronder ook het kootspel, binnen een afstand van 10 roeden (36 m) van een kerk of enig geestelijk gesticht verboden waren.2 Hoewel koten misschien ook wel door volwassenen werd gespeeld was het toch vooral een spel voor jongens. Uit mijn eigen kindertijd herinner ik mij dat de verschillende kinderspelen op een vaste tijd in het jaar werden gespeeld. Plotseling hoepelden we met z'n allen, of knikkerden Ider aan de Kousteensedijk we of speelden buut. Hoe we wisten dat het tijd was om te hoepelen, te knikkeren of buut te spelen weet ik niet. Het was zo. Overigens Constantijn Huygens, de bekende 17* -eeuwse dichter schreef reeds: 'De kind'ren weeten tyd van knickren en kooten, En, sonder Almanack, en 't haer noyt ontschoten ',3 Koten was evenwel niet aan een bepaalde tijd van het jaar gebonden; het werd evenals het bikkelen, een aanverwant spel, het gehele jaar door gespeeld. Het bikkelen was vooral een meisjesspel en werd met een stenen stuiter en een viertal bikkels gespeeld op een hardstenen stoep. In tal van families worden nog tinnen, loden of koperen bikkels bewaard, waarmee moeder of grootmoeder in haar meisjesjaren speelde. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1998 | | pagina 9