PSALMEN SDauiöö. mt öc ^ebjeitclje fpiaetfte in 0cöet« Duptfcfjm bitfjtc/ op be gfjctooonUjclte jptan» totfcfle topfe outrgötfrtt/ Door PHILIPS VAN MARNIX §tere ban j&VJUbeflonbe/ etc. op de Nationale Synode van Middelburg in 1581 Marnix' Psalmen officieel aanvaard te krijgen. Maar van alle kanten komen er bezwaren, vooral tegen zijn taalgebruik van het "Du' en 'Dyn' voor God. De berijming wordt niet radicaal afgewezen, maar men vindt het te 'periculeux', te gevaarlijk voor het volk om ze in te voeren, want woord- en taal gebruik zijn 'den gemeynen man onverstan- dich'. Vulcanius betreurt in een brief van begin maart 1582 aan Marnix ten zeerste dat zijn psalmen geen ingang vinden door de tegenstand van kwaadwillige lieden die zijn roem benijden. Vulcanius zegt dat dat veeleer een verlies voor de Kerk is dan voor hemzelf, en hoe oprecht is hij hier, daar we weten dat hij veel geld in deze onderneming heeft gesto ken! Voorts schrijft hij, en dat alles in het Latijn zodat u het mij hopelijk niet euvel duidt dat ik geen letterlijke citaten geef, dat het zou helpen wanneer Marnix de tijd kon vinden om zijn uitgave een laatste keer te herwerken en bij te schaven. Hij is bereid om hierover met Marnix te komen praten en zich volledig in te zetten. Vulcanius doet per brief een nieuwe poging bij de Zuidhollandse synode in 1582, waarin hij verzoekt de psalmen van Datheen niet langer te gebruiken, want zijn vertaling is slecht en veel mensen weigeren ter kerke te gaan zolang die vertaling gebruikt wordt. In zijn brief aan Marnix van 30 maart 1582 doet hij daar uitgebreid verslag van. Maar ook hier waren het weer argumenten uit de economische hoek waardoor hij gehinderd werd. Hij kreeg te horen 'dattet een forme van een nieuwe schattinge syn soude andere psalmenboecken in te brengen, aengesien datter menige huysgesinnen sy, daer acht of thien psalmenboecken in een huys syn'. Hij beëindigt zijn brief met het vriendelijke verzoek om, als de synode niet tot invoering zou overgaan, hem 'vande voorsz. Psalmenboecken te willen ontlasten, mits betaelende de weerde van dien'. Dit gebeurde natuurlijk niet, en Vulcanius ging nu zijn exemplaren gratis uitdelen. k o U t-ANTYVkRP* N, 25p "©iffiflbanbett Gade opt ïaitmttrrbett tab en jjulbmfimdt. i j 8o. MIT PMTIIii. fafiê De eerste druk van Het boeck der Psalmen Davids in de vertaling van Marnix van St. Aldegonde (Antwerpen 1580). Na al deze vruchteloze pogingen verwachtte Vulcanius veel van de Algemene Synode van Den Haag, bijeengeroepen door Leicester in juli 1586. Hij schrijft aan Marnix, die dan al op zijn kasteel te Souburg zit, in een brief van vóór 20 juni 1586 dat, en ik citeer, 'hoewel meestal, en niet alleen door geleerden, erkend wordt dat Marnix' Psalmen die van Datheen overtreffen, toch blijven velen de eikels van Datheen verkiezen boven het meel van Marnix'. De synode gaat nu een stap verder en spreekt zich uit over de noodzaak om de psalmen die in de kerk gezongen worden 'te verbete ren' en stelt vast dat Marnix' berijming beter is dan die van Datheen. Wel wordt hem verzocht door te gaan met herzieningen en correcties. Opmerkelijk is wel de uitspraak dat bij een eventuele uit gave van de herziene berijming zijn naam 'verswegen' zal worden. Zijn naam mag dus niet op het 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 13