gegane Domburg wist over te nemen. In tegenstelling tot de andere burchtterreinen in Zeeland werd dat van Middelburg tamelijk snel bebouwd, om aan het begin van de 12de eeuw onderdak te bie den aan de Norbertijner monniken die de O.L.V.-Abij stichtten. Eveneens aan de rand van het burchtterrein kwamen later een Minderbroedersklooster en het Duitse Huis, een Commanderij van de Duitse Orde (een geestelijke ridderorde). Na de omwenteling van 1574 werd het klooster voor een deel afgebroken en bouwde men ter plaatse woningen, weer later een brouwerij, die ook sneu velde en tenslotte restte een betrekkelijk leeg terrein met wat recente opstallen. Uit al deze periodes zijn vondsten gedaan en geborgen, van fundamenten tot kleine insignes. Heel aardig en zeer tot de verbeelding sprekend was de vondst van, en het daaropvolgende onderzoek naar een half zegel stempel. behorend tot het Minderbroedersklooster. Onderzoek leverde zelfs de naam op van de overste die het stempel heeft gehanteerd, ene Nicolaas (overleden tussen 1312 en 1316). Kan het leuker, geschiedenis? De resten van het klooster zelf, voor zover ze zijn opgegraven (een deel ligt onder bestaande bebou wing), waren ook indrukwekkend genoeg. Wie tijdens de opgravingen de overkluisde gewelven, de dikke steunberen, de tegelvloer en de schouw heeft gezien, moest tussen de half toegeknepen oog leden door wel een stukje geschiedenis tot leven zien komen. Een reconstructietekening van een deel van het klooster, misschien het refectorium (de eetzaal), laat zien hoe het er wellicht heeft uit gezien. Nu nog een virtual-reality zoals in Ename en we kunnen 'ons eigen' Middelburg van de late Middeleeuwen bezoeken. J.G. Kruisheer, Het ontstaan van de dertiende-eeuwse Zeeuwse landkeuren. Met een teksteditie van de keur van Floris de Voogd (1256) en van de keur van graaf Floris V (1290) (Hilversum 1998). Paperback, 218 blz. Prijs 49,90. In 1167 werd in Brugge een verdrag ondertekend door graaf Floris III van Holland en Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen. De vader van Filips, de Vlaamse graaf Dirk van de Elzas, had in de jaren 1157 of 1158 en 1165 of 1166 de Hollandse graaf bestreden. De laatste keer kwam graaf Floris III als gijzelaar mee naar Brugge. Waarom een verdrag? De Vlaamse graven waren het spuugzat dat hun kooplieden telkens door de Hollanders en Zeeuwen schade ondervonden. Sinds een onbekend tijdstip voor 1167 hield de graaf van Holland Zeeland bewesten Schelde in leen van de graaf van Vlaanderen. De Hollandse graaf had daarom ook toe te zien op een goede doorvaart voor de Vlaamse kooplieden, wat hij, in Vlaamse ogen, slecht deed. Vandaar de krijgstochten en het ver drag. In die tijd heeft niemand natuurlijk beseft dat toen de grondslag werd gelegd voor de keuren die de daaropvolgende eeuwen tot stand kwamen. Door grondig en gedetailleerd onderzoek heeft Kruisheer een onderscheid weten aan te brengen in die verschillende keuren en ze allemaal herleid tot een overzichtelijk rijtje. In hoofdstuk III van zijn boek volgen ze elkaar in rap tempo op: de keur van Filips van de Elzas en Floris III (die van het verdrag van Brugge uit 1167 of kort nadien), de keur van Johanna van Constantinopel en Willem I (1217), de keur van Ferrand van Portugal en Floris IV 1227), de keur van Floris de Voogd (1256) en de keur van graaf Floris V (1290). En elke keer weet Kruisheer aan te tonen welke bepalingen in de keuren teruggaan op voorgaande keuren, uiteindelijk resulterend in een eerste rij bepalingen uit het verdrag van 1167. Als je leest hoeveel verschillende keuren en, daarbinnen, bepalingen er zijn geweest, ontkom je niet aan bewondering voor de onderzoeker. Als je Kruisheer mag geloven, is verder onderzoek nauwelijks mogelijk en is zelfs de kans op een toevallige vondst van een verloren gegane keur vrijwel uitgesloten. Kruisheer schrijft wèl dat de Zeeuwse landkeuren van 1256 en 1290 twee 'vooralsnog niet uitge putte bronnen' zijn. Afgezien van het onderzoek naar het ontstaan van de Zeeuwse landkeuren schetst de auteur een wereld van rivaliteit tussen de graven van Holland en Vlaanderen, opportu- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 31