vertaling van de Hebreeuwse grondtekst, iets wat Datheen niet kon vanwege zijn 'onervarentheyt van de Hebreisscher sprake', aldus Mamix. Verder had hij fundamentele dichterlijke bezwaren tegen Datheens berijming. Zijn verzen bevatten, zoals gezegd, vele stoplappen en waren niet metrisch. Als renaissancist hield Marnix vast aan het metrum van de klassieken waarvan hij over tuigd was dat de poëzie hierdoor een volmaakter vorm kreeg. En voor de bewerking van Gods woord moest wel de volmaaktste vorm gebruikt worden. Datheens verzen waren voorzien van drie a vier accenten verspreid over de versregels, het geaccentueerde vers, het oude vertrouwde voor het psalmenzingend volk, terwijl Mamix een regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklem toonde lettergrepen nastreefde. Een voorbeeld uit Psalm 1, strofe 4: Datheen: God ként den wég end der vrómen gemóed/Hij draagt zórge voor hén end voor haar góed. Mamix: Der vrómen wech is Góde wél beként:/Want Hij steed's hi'eft een óoghe daer ontrént. Ik lees u de eerste 2 strofen van Psalm 1, eerst van Datheen, dan van Mamix: Die niet en gaet in der godloosen raet, Die op den wech der sondaren niet en staet, En niet en sit by den spotters onreyne: Maer dach en nacht: heeft in Gods Wet alleyne, Al zynen lust ja spreeckt daer van eenpaer, Die mensch is wel gelucsalich voorwaer. Hy sal ghelijck zijn eenen schoonen boom, Gheplant by eenen claren waterstroom. Die zijn vruchten gheeft in bequame tijden, Van welcken gheen drooghe blat valt bezijden: So sal de mensche salich zijn bekent. Met al zijn doen, tot welcken hy hem went. Mamix: Wie niet en treed't inder godloosen raet, Oft op den wech der sondaers niet en staet Noch op den stoel der spotters is geseten, Maer heeft zijn lust in s'Heeren Wet te weten, End' overleght de selve dach end' nacht. Die mach te recht voor salich zijn gheacht. Een sulcke man sal wesen als een boom Die staet en groeyt nevens een' waterstroom. End' t'syner tijdt sal schoone vruchten draghen Wiens groene loof en rijst tot gheenen daghen. Want al wat hy neemt voor oft wilt bestaen Daer sal gheluck end' goede spoet toestaen. Wanneer we nu de al eerder genoemde 'Waerschouwinge aen den Christelijcken Leser' aandachtig lezen, dan lijkt het wel of Mamix zich ervan bewust is dat deze berijming problemen gaat opleve ren, hoewel de goede verstaander fijntjes duidelijk gemaakt wordt dat een vergelijking tussen de berijming van Datheen en die van hem wel duidelijk zou maken welke berijming de beste was! En inderdaad, deze berijming heeft heel wat geduvel opgeleverd. Hij zegt dat zijn 'arbeydt sal velerley 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 11