HET BEVOLKINGSAANTAL VAN MIDDELBURG IN DE ZEVENTIENDE EEUW Peter Sijnke De historicus Peter Priester heeft een mooi en veelomvattend boek over de Zeeuwse landbouw geschreven (Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910. 1998). Een boek dat zonder overdrijving als een standaardwerk betiteld kan worden. Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw bestaat uit een tekstgedeelte en een deel met bijlagen. De tekst van het boek staat hier niet ter bespreking, maar wel de daarbij behorende Bijlage C Bevolkingscijfers (blz. 449-486). Hierin geeft Priester een reconstructie van de Zeeuwse bevol kingscijfers in de door hem beschreven periode. Het meest opvallende daarbij is dat hij het bevol kingsaantal van Middelburg (waarvan aangenomen wordt dat dit midden zeventiende eeuw zo'n 30.000 bedragen zal hebben) fors neerwaarts bijstelt (naar hooguit 19.000 inwoners). De vraag is nu of Priester hierin gelijk heeft. In het navolgende wil ik daar nader op ingaan. Vóór de negentiende eeuw zijn er weinig betrouwbare statistische gegevens bekend en moeten we voor een berekening van de bevolking vooral kerkelijke bronnen (doop-, trouw- en begraafboeken, lidmatenlijsten) en fiscale bronnen (haardstedengeld. hoofdgeld e.d.) benutten. Bronnen die lang niet altijd betrouwbaar zijn en die met de nodige voorzichtigheid gehanteerd dienen te worden. De Middelburgse bevolkingscijfers zijn al diverse malen onderwerp van studie geweest. Op basis van literatuuronderzoek kwam ik enkele jaren terug tot de volgende aantallen: 1525: ca. 5.000-10.000 (nieuwe AGN dl. 5, blz. 136), dit lijkt mij erg veel, ca. 5.000-6.000 lijkt aan nemelijker); 1576: ca. 7.000 (Unger, Geschiedenis van Middelburg, blz. 45); 1639: 26.700 (Fokker, Iets over de bevolking, blz. 11 Berekeningen van Fokker De eerste die een gedegen onderzoek naar de Middelburgse bevolkingscijfers (over de periode 1630-1794) heeft ingesteld was mr. G.A. Fokker in zijn in 1875 verschenen lets over de bevolking van Middelburg vóór 1795. Fokker kon gebruik maken van bronnen die nadien helaas verloren zijn gegaan, te weten de doopboeken. Naar mijn idee heeft hij een redelijk betrouwbaar werkstuk afge leverd. Echter niet volgens Priester, die meent dat de berekeningen van Fokker voor wat betreft de achttiende eeuw op 'een foutieve interpretatie van onbetrouwbaar bronnenmateriaal' zijn geba seerd. Die foutieve interpretatie zou berusten op het meetellen van de gedoopten in de stadsam- bachten. Volgens Priester waren dat dorpen op Walcheren, die kilometers ver van Middelburg ver wijderd lagen (Zeeuwse landbouw, blz. 453). Maar hier maakt Priester zelf een fout. In de loop der jaren had Middelburg door aankoop vrijwel het gehele platteland van Walcheren ver worven. Door de in 1672 ('het rampjaar') uitgebroken oorlog met Engeland. Frankrijk, Munster en Keulen kwam de stad in ernstige financiële problemen. Dit leidde tot een gedwongen verkoop van de Walcherse ambachtsheerlijkheden in 1679. Later (in 1720) wist Middelburg weer een klein gedeelte terug te kopen: Seisambacht. Noordmonsterambacht. Mortiere en Hayman. Het betreft hier gebieden direct rondom de stad gelegen. De weinige inwoners in dit Stadsambacht of Middelburgs Ambacht, waarin zich geen dorpen of gehuchten bevonden, lieten hun kinderen inderdaad dopen in de stad. Dit kunnen echter slechts kleine aantallen zijn geweest. Overigens werden zowel in de 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 20