OYER BOEKEN Annemarieke Willemsen, Kinder delijt. Middeleeuws speelgoed in de Nederlanden (Nijmeegse Kunsthistorische Studies dl. VI, Nijmegen University Press 1998). 412 biz., afbn., cat., lit. ope., ree. ISBN 90 5710 061 4. Voor me ligt het voorlopig laatste woord op het gebied van middeleeuws speelgoed - en een zeer kloek woord is het. Sterker nog: het bijna vuistdikke Kinder delijt. de handelseditie van Willemsens dissertatie, biedt voor de eerste maal een overzicht van het speelgoed uit de volle en late Middeleeuwen in Nederland en Vlaanderen, en daarmee tegelijk een rijk en genuanceerd beeld van het dagelijks kinderleven uit die periode. Honderden speelgoedvondsten zijn in dit boek ontsloten en in hun kader geplaatst met behulp van iconografisch en tekstonderzoek (o.a. van mirakelboeken met daarin ontroerende voorbeelden van ouderliefde), waarbij de auteur er prijs op stelt te melden dat 'autopsie' van de voorwerpen bij haar onderzoek een elementaire rol heeft gespeeld. Het onver moeid turen op de fysieke details der voorwerpen verhinderde Annemarieke Willemsen overigens niet brede conclusies te trekken en historiografische clichés te doorbreken. Zo sloopt zij in Kinder delijt met gepaste ijver een bundel stralen uit de toch al verblekende nimbus van de bekende men- taliteits- en cultuurhistoricus Ph. Ariès, meer befaamd om zijn eruditie en zelfverzekerde visie dan om elementair psychologisch inzicht, door besliste weerlegging van zijn stelling dat in de Middeleeuwen het kind niet 'bestond'. Kinderen waren in de Middeleeuwen beslist geen 'minia tuurvolwassenen' zoals algemeen is aangenomen, zegt Willemsen; ze vormden wel degelijk een duidelijke leeftijdsgroep met door volwassenen (h)erkende karakteristieken, wensen en behoeften. De kindertijd werd ook in de volle en late Middeleeuwen gekenmerkt door spel en gekarakteriseerd door speelgoed. Veertig typen speelgoed uit de periode 1100-1550 komen aan bod in Kinder delijt: van bal en bel lenblaas via boog, hoepel, ratel, stelten enzovoort tot het (speelgoed)zwaard. Het eerste hoofdstuk is inleidend en gaat over kinderen (en liefde voor kinderen) in de Middeleeuwen; hoofdstuk 2 geeft een encyclopedisch (alfabetisch) overzicht van middeleeuws speelgoed; hoofdstuk 3 behandelt archeologische locaties, materiaalgebruik, productie en export van speelgoed; hoofdstuk 4, 'Kinderspeelgoed in de kunst', bevat enkele paragrafen over kunstwerken waarin speelgoed voor komt en een deel dat is opgezet rond iconografische thema's. De auteur legt het in haar Verantwoording allemaal zelf uit: 'Elk hoofdstuk heeft een algemene inleiding en een conclusie (behalve de 'encyclopedie'); het boek wordt door een algemene conclusie afgesloten. Proloog en epiloog, respectievelijk over vroeger en later speelgoed, zijn bedoeld om het verhaal in de kern, met name in hoofdstuk 3 en 4, in een breder kader te plaatsen.' We gaan vrij uitvoerig in op Kinder delijt omdat dit boek ook voor Zeeland en de Zeeuwse geschied- en archeologiebeoefening een welkome en belangrijke publicatie is. Zeeuwse vondsten 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 27