wijding en deskundigheid. En de laatste perikoop van de conclusie toont, dat de auteur op de lange en vaak stoffige weg van autopsie, inventarisatie, classificatie en wetenschappelijke beschrijving de kwaliteit van de verbeelding, zonder welke geen levende geschied- en archeologiebeoefening mogelijk is, niet is kwijtgeraakt. Men overtuige zichzelf. Jan Kuipers Evert van Ginkel en Koos Steehouwer, ANWB Archeologieboek Nederland. Monumenten van het verleden (Den Haag 1998). A-4 formaat, geb.. 160 pagina's, full-colour. Met losse brochure ANWB Archeologiegids Nederland (30 routebeschrijvingen van archeologische wandelingen).ISBN 90-18- 00854-0, 29,90. Als recensent moetje niet al te veel lezen wat collega's over eenzelfde onderwerp hebben geschre ven. Dat kan lijden tot reacties die je eigenlijk niet wilt. Of je bent het er mee eens, of niet of je vindt - nog kwalijker - dat er eigenlijk wel leuke vondsten in het stukje zitten om tenslotte het erg ste te doen: overschrijven. Als je dan het boek ook nog niet hebt gelezen, ga je al aan zo'n boek beginnen met een vooringenomen standpunt onder invloed van die recensies. Dit laatste overkwam mij toen ik een recensie wilde schrijven over het ANWB Archeologieboek Nederland. Toen ik eraan begon had ik al een zure recensie gelezen en een redelijk milde. Toch maar geprobeerd objectief te blijven. In deze rubriek is het er tenslotte in de eerste plaats om te doen een objectief beeld te schet sen, op basis waarvan de lezer een overweging kan maken het boek aan te schaffen. Archeologie mag zich steeds meer verheugen in de belangstelling van het grote publiek. Bij opgra vingen in de nabije omgeving zijn mensen snel geneigd een kijkje te nemen, zoals vorig jaar bij de opgravingen op de Markt in Middelburg of in Sluis. Nieuwsgierigheid naar het verleden, nos talgie, het zoeken naar wortels in deze hectische tijd... wie zal het zeggen, misschien een aardig onderzoeksterrein voor sociologen. Van Ginkel en Steehouwer schetsen in hun boek allereerst de opkomende belangstelling voor oudheden in eigen land. Ook de voorlopers van de professionele archeologie in Nederland. Holwerda en Van Giffen, passeren de revue. Al snel komen de archeo logische monumenten aan bod, die de schrijvers presenteren als plaatsen die een bezoekje waard zijn. Het boek is chronologisch opgezet, vanaf prehistorie tot en met de Middeleeuwen, om af te sluiten met twee thematische hoofdstukken over Middeleeuwse dorpen tussen 800 en 1500 en wegen en schepen door de eeuwen heen. De monumenten liggen redelijk verspreid over het land en er is ook aandacht voor Zeeland. De Karolingische burgen van Oostburg, Burgh, Middelburg, Domburg en Oost-Souburg komen aan de orde. De opkomst van de ambachtsheren met hun kas- teelbergen wordt zelfs uitvoerig besproken, met als voorbeeld de vliedberg aan de Rorikshilweg tussen Middelburg en Koudekerke. In het hoofdstuk over kloosters is een klein stukje over de graf zerk van Floris de Voogd in de Koorkerk te Middelburg opgenomen, het castellum van Aardenburg wordt genoemd en er is een foto op de achterzijde van het boek van de fundamenten van kasteel Helleburg bij Baarland. Het boek is behoorlijk populair geschreven, maar het is de vraag of dat erg is voor een dergelijk werk, dat toch een groot publiek op het oog heeft. Dit is ten slotte geen wetenschappelijk proefschrift. Soms slaat de fantasie van de schrijvers misschien iets te veel op hol en schilderen ze een wereld die misschien nooit heeft bestaan, maar persoonlijk heb ik me daar niet aan gestoord. In de literatuurlijst staat wel een anekdotische fout. In die lijst - er zijn altijd overijverige lieden (of gewoon geïnteresseerden, hoor) die zo'n lijst lezen en ik ben geen uitzondering - zijn twee boeken over Karolingische burgen tot één uitgave getransformeerd; het boekje Karolingische burchten in Zeeland van Van Heeringen en De Bruin is samengevoegd met het boek Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeelan' van Van Heeringen in samenwerking met vele andere auteurs. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 29