vriendin als volgt: 'Ach, die druppel genie! Je weet
niet, hoe bitter weinig de mensch eraan heeft. Het
schrijven van verzen kost pijn, moeite, gezondheid. En
als ze er zijn. wat dan nog. O ja, het is mooi, als ze
goed gevonden worden, maar dat is het graven van een
rechte greppel ook. Heusch, dat geeft niet zooveel ver
schil.'8
Francina Poley-Scheele heeft De Mérode nog een
ongepubliceerd vers opgedragen, waarschijnlijk aan
het eind van zijn leven, want de eerste strofe luidt:
'O brandend leven, door geen nood verkild!
Hart, dat moet zingen, zelfs nog in doods kaken!
Al wat de duivel heeft aan list verspild,
Wat God aan droom en vreugd u gaf te smaken,
't Heeft beurt'lings u met schrik en heil vervuld
Uw ziel verduisterd of van zon verguld.
Maar 't was om u tot zanger Gods te maken.9
Het klinkt erg theatraal en is ook moeilijk voor te stel
len, zo'n hart in de kaken van de dood.
Dat mevrouw Poley Willem de Mérode belangrijk
vond, blijkt wel uit het volgende: als zij op 16 decem
ber 1938 een avond voorde Christelijke Letterkundige
Kring te Middelburg verzorgt, behandelt ze voor de
pauze de dichter Willem de Mérode, en leest na de
pauze voor uit eigen werk.
De dichter Willem de Mérode logeerde
verschillende malen in Goes. Samen met
zijn gastvrouw in de tuin, zomer 1936.
Het belangrijkste werk: Der dagen klank
Het belangrijkste literaire werk van de dichteres lijkt me haar verzenbundel Der dagen klank uit
1935. Zij heeft een aantal gedichten toegestuurd aan uitgever P. Mons van uitgeverij Neerbosch, en
krijgt van hem een uitgebreide brief terug. Hij heeft 47 verzen van de stapel uitgezocht en wil die
graag publiceren. Hij schrijft wel heel eerlijk: 'Als de bundel gereed is, en wij zenden recensie
exemplaren aan de pers, welke over letterkundige recensenten beschikt, dan zal Uw bundel er niet
goed afkomen.' De schrijfster moet zich daar maar niets van aantrekken, want het volk blijkt zich
niet om literaire kwaliteiten te bekommeren, maar 'kiest wat het begrijpt, wat door het eigen hart
verstaan wordt, al is de letterkundige vorm geen kunst.' Erg vleiend klinW dat niet, maar Mons ver
goelijkt zijn oordeel door haar papieren kinderen met frisse buitenmeisjes te vergelijken, in tegen
stelling tot dames uit de stad. Na een flinke schifting van alles wat zij gestuurd heeft, is Mons ervan
overtuigd dat er een goede kans is een oplaag van een bundel verzen van mevrouw Poley te verko
pen, vooral omdat de verzen geschikt zijn om voor te dragen.10
Haar vriend, dominee Gunning, schrijft een kleine inleiding bij haar bundel, en hij uit zich zeer
voorzichtig op eenzelfde manier als uitgever Mons: 'Zij "maakt" het niet, dan zou zij hier en daar
meer aandacht besteden aan maat of rijm, neen, het groeit in haar en vloeit dan vanzelve in dicht
maat op het papier.'
Inderdaad zijn er nogal eens zinnen die grammaticaal rammelen en waarbij je je ook moeilijk iets
voor kunt stellen. Als we bijvoorbeeld in een gedicht, 'Leed' genoemd, de hierna volgende regels
lezen, dan zitten velen misschien toch met de handen in het haar!
9