Na de Latijnse school in Middelburg te hebben doorlopen studeerde hij medicijnen in Leiden; na zijn artsendiploma promoveerde hij op een medische verhandeling over de monnikskap. Ook pro moveerde hij te Leiden in de verloskunde en haalde hij er zijn graad voor chirurg. Voor het Zeeuwsch Genootschap heeft dr. J.C. de Man veel werk verricht. Hij was jarenlang conservator van het museum en een vijftal jaren voorzitter. Zoals hierboven reeds in de brief werd aangeduid dan ken we aan hem de, ook nu nog, belangrijke inventarisatie van de vliedbergen. Vele publicaties van zijn hand zijn gewijd aan de geschiedenis van Zeeland.2 De heer A. Walraven is geboren te Nieuw- en Sint-Joosland op 19 februari 1820 en daar gestorven op 20 oktober 1895. Naast arts was hij een bekend amateur-botanicus. Na zijn opleiding aan de Klinische School te Middelburg was hij achtereenvolgens arts in 's-Heer Arendskerke, Hoek, Lamswaarde en Nieuw- en Sint-Joosland. Naast zijn artsenpraktijk waarin hij zich bezighield met praktische waarnemingen was hij actief op het gebied van de botanie, geologie en muziek. Vooral door zijn activiteiten op botanisch gebied was Walraven in brede kring bekend. Hij werd in 1865 lid van het Zeeuwsch Genootschap en in 1869 conservator van de Flora Zelandiae, het herbarium van het Genootschap. Voor het museum van het Genootschap verzamelde hij diverse oude gebruiksvoorwerpen. Samen met F.P. Polderdijk publiceerde hij in 1893 een artikel over 'De kuststreek van het Zuidoostelijk deel van Walcheren in vorige tijden'. Na zijn dood verscheen in 1896 nog het eveneens samen met F.P. Polderdijk geschre ven boek Geschiedenis en plaatsbespreking van de gemeente Nieuw- en St. Joosland? De schrijver zelf Ferdinand Pieter Polderdijk werd geboren op 1 januari 1860 te Nieuw- en Sint Joosland en overleed op 30 oktober 1944 te Wolphaartsdijk. Hij was boer op Nieuwlandsrust, aanvankelijk voor zijn grootvader en na diens overlijden voor eigen rekening. Polderdijk huwde op 20 april 1900 Jannetje Catharina van Waarde.4 Hij was een zeer ontwikkelde boer, jarenlang secretaris of voorzitter van de plaatselijke Iandbouwvereniging, zat in het hoofdbestuur van de Zeeuwse Landbouwmaat- schappij en was dijkgraaf van een hoogwaterkerende buitenpolder. Hij tekende voor een aantal gemeenten op Walcheren, ambachtsheerlijkheden en zijn eigen publicaties kaarten die door het Kadaster op juistheid werden gecontroleerd en goed bevonden Voor de rechtbank of familiezaken was hij een zeer gewaardeerd taxateur. Tenslotte was hij ook nog een zeer goede boer, maar was, hoewel een goede gevel het huis siert, geen schoonheid. Naar aanleiding van zijn publicaties over de zuidoosthoek van Walcheren en de geschiedenis van Nieuw- en Sint-Joosland werd hij in 1897 benoemd tot gewoon lid van het Zeeuwsch Genootschap. Tot aan zijn dood droeg hij het Zeeuws kostuum. Toen door een lid van het Genootschap hem eens gevraagd werd waarom hij, die zo ontwikkeld was, dit kostuum en die boerenhoed bleef dragen, antwoordde hij, dat datgene wat hij wist naar zijn mening niet in het kostuum of hoed zat.5 In 1919 nam hij deel aan de viering van het 150-jarig bestaan van het Genootschap, in 1943 schonk hij aan het Museum van het Genootschap een gevelsteen afkomstig van de houtzaagmolen Welgelegen te Nieuwland. Na zijn overlijden in 1944 kreeg het Genootschap een legaat groot f 400,- uit zijn vermogen ten behoeve van de Zelandia Illustrata. Na de publicaties uit 1893 en 1896 verschenen er meer dan dertig jaar geen publicaties meer van zijn hand. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk het dodelijk ongeluk dat zijn zwager, de man van zijn enige zuster Leuntje, overkwam tijdens het bezoek van Koningin Emma en Prinses Wilhelmina in 1894. Hij viel tijdens de terugweg uit Vlissingen overboord en verdronk. Broer Ferdinand werd voogd over acht kinderen, buiten de zorg over de boerderij. Na het overlijden van zijn zuster in 1927 - de kinderen waren toen volwassen -, werd de boerderij verkocht en kwam er weer tijd voor zijn 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 20