Wat vindt de auteur er zelf van? In zijn Inleiding verklaart Martin van den Broeke dat hij zich tot
de cultuurtoerist richt, tot 'de enkeling die het eiland bezoekt om zijn oude dorpskerkjes, voor his
torische boerderijen en buitenplaatsen en hun merkwaardige vroegere bewoners, maar evenzeer
voor de verlaten, belommerde binnenwegen, de korenvelden en de veeltijds fabelachtige zonsop
komsten en -ondergangen'. Hiermee is de romantische toon wel gezet, en de esthetische benadering
duidelijk. Voor de reiziger die hij op het oog heeft zou een geannoteerd geschiedenisboek niet aan
het gestelde doel beantwoord hebben, vervolgt de auteur, net zo min als een 'pure' reisbeschrijving.
Daarom koos hij voor de tussenoplossing van de 'plaatsbeschrijving'. Aha. Craandijk dus en, ver
der terug, Speeleveldt en Gargon. Al dezen noemt Van den Broeke als voorbeelden, en ook ande
ren als de Duitsers Theodor Fontane en Heinrich Heine.
Het zal duidelijk zijn: men zou zich in allerlei bochten dienen te wringen om de in 1975 geboren
Martin van den Broeke, 'jurist en amateur-tuinhistoricus' volgens het achterplat, valse bescheiden
heid aan te kunnen wrijven. Is dat erg? Ik vind van niet. De boven aangehaalde bezwaren ten spijt,
vind ik Gelaagd land een grote aanwinst voor de zelandica-literatuur van de laatste jaren, juist om
zijn subjectieve benadering, de idiosyncrasieën van de auteur, de talrijke anekdoten, de bekwame
en ietwat archaïstische penvoering en des schrijvers onbekommerde arrogantie. Deze heeft ondanks
zijn relatieve jeugd tal van reactionaire pijlen op de boog, waarmee hij de ingrepen in landschap en
bebouwde omgeving van de 'huidige tijd' - en ook het soms absurde streven van de moderne
natuurontwikkeling - feilloos weet te treffen. De term 'zappen door heden en verleden' op het ach
terplat is dan ook hogelijk ongepast om de werkwijze van Van den Broeke te typeren, die
Walcheren als gelaagd land beschouwt waar de ene periode vaak door de andere heenschemert. Hier
dient zich toch eerder het beeld van de palimpsest of de afbladderende verflaag aan, dan van het
switchen van de ene periode naar de andere.
De wat literaire benadering blijkt ook uit fraaie hoofdstuktitels als 'Desolaat Arcadia' en 'Het
verre oosten' [van Walcheren, JK]. Sarcasme wordt de lezer ruim gegund, zoals op pagina 24
over Middelburg: 'Het sluitstuk van de nieuwe inrichting van het Abdijplein vormt de platte
grond van een niet ter zake doende kruiskerk, aangebracht op een rotsblok. Men hoort toeristen
elkaar uitleggen dat die kerk vroeger wel hier gestaan zal hebben, waarbij er ook altijd wel weer
iemand is die dat tegenspreekt. De steen heeft een beetje het effect van de Candid Camera-
grap.'
Alles scheef
Wereldvreemd is Van den Broeke dus - ondanks zijn weerzin jegens het hier en nu, massatoerisme
en jengelende kinderen op excursie - bepaald niet. Ook elders daagt in zijn tekst de hedendaagse
popcultuur. In zijn bespreking van Vlissingen bijvoorbeeld, een stad die er zoals te verwachten was
bij deze schrijver wat bekaaid afkomt. Vlissingens gooi naar mondain en gedurfd actualisme in de
ogen van Martin van den Broeke (pagina 241'Daar [in de buurt van de Zeilmarkt. JK] staat een
bouwblok waaraan werkelijk alles scheef zit: niet alleen de ramen en gootlijsten, de gevels zelf zijn
evenmin met een schietlood gesteld. De stijl van dit experiment komt nauwkeurig overeen met die
van de Egyptische architect Tekenis, de paleizenbouwer uit Asterix en Cleopatra. Mocht het een
poging zijn de buurt wat op te vrolijken, dan is die opzet een succes; de gemiddelde bezoeker ligt
al bij de eerste aanblik dubbel.'
Dit hakt er tot genoegen flink in, maar soms is de bij! toch wat te bot voor de lezer die de zaken
liefst in een passend historisch verband ziet. Over Vlissingens maritieme zonen (pagina 244): 'De
beroemdheden die de stad wel heeft opgeleverd, zijn veelal types die zich tegenwoordig een hout-
28