GUIDO GEZELLE Naar aanleiding van Gezelles Woordentas, door Nienke Bakker B. Oele Guido Gezelle wordt geboren te Brugge op 1 mei 1830. Hij volgt middelbaar onderwijs te Brugge aan het col lege Ten Duin (thans Groot-Seminarie). Anno 1845 gaat hij naar het Roeselaarse Klein-Seminarie en vanaf 1850 studeert hij theologie aan het Groot-Seminarie te Brugge, waar hij zich voorbereidt op een sterk op het volkseigene afgestemd priesterschap. Nog voor zijn wijding (10.5.1854) is Gezelle terug in het Klein- Seminarie te Roeselare als leraar in de Natuurlijke Historie voor de filosofen, leraar moderne talen en hulpsurveillant. Van november 1857 tot augustus 1859 is hij er poësisleraar. Intussen verblijft hij ook ver scheidene malen als missionaris in Engeland (1856, 1858 en 1860). Terug in Brugge opent hij een zelfstandig college voor Engelse studenten. Hij mengt er zich in de plaatselijke politiek als opsteller van een behoudend strijdblad, 't Jaer Dertig (juli 1864-juni 1870), en is medestichter van het weekblad Rond den Iieerd (1865) waarin hij vertelt, dicht, over folklore schrijft en vertaalt ter lering van het volk. Intussen wordt hij onderpastoor van de Sint-Walburgparochie. In 1872 wordt hij weer overgeplaatst als onderpastoor naar Kortrijk. In 1886 wordt hij stichtend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie, in 1887 doctor honoris causa van de Leuvense Universiteit. In 1888 krijgt hij van de paus de onderscheiding 'Pro Ecclesia et Pontifice'; in 1889 wordt hij ridder in de Leopoldsorde en in 1890 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Ook in 1899 wordt hij benoemd als Rector van het Engels klooster te Brugge. Hij overlijdt op 27 november 1899 in zijn geboortestad Brugge en krijgt pos tuum de Vijfjaarlijkse Prijs voor Nederlandsche Letterkunde voor de bundel Rijmsnoer (1895- 1899). Poëzie: Dichtoefeningen (1858), Kerkhofblommen (1858), XXXIII Kleengedichtjes (1860), Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862), Liederen, Eerdichten et Reliqua (1880), The Song of Hiawatha (1886), Tijdkrans (1893), Rijmsnoer om en om het jaar (1897), Laatste verzen (1901). AKSTERNESTEN Nog ijdel staan de boomen, in de blauwe lucht, en blaren en zie 'k ze hebben meer, als of ze dood en duister waren 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 32