INLEIDING OVER HET WERK VAN DE STREEKTAAL CONSULENT, ZEEUWSE DIALECTDAG 16 OKTOBER 1999 Gerrit Kraa Dames en heren (in Twente zeggen we 'beste leu'; ik spreek vanmorgen Twents noch Zeeuws, het is al moeilijk genoeg om mij in 't Nederlands te verstaan); in Twente houdt men zich graag gedeisd, dat heeft een historische achtergrond, waarvan de volgende (historische) anekdote een illustratie is: Dieks en Dika hadden een klein boerderijtje. Dieks voelt zich sloerig in de hoed (voelt zich niet lekker) en blijft lekker achter de kachel zitten, terwijl Dika dan maar alleen naar de akker gaat om aardappels te rooien. Als ze thuis komt is Dieks nergens te bekennen, ook niet in de varkensschuur (waar hij doorgaans te vinden is, als er bezoek komt zegt Dika: 'Ga maar naar de varkensschuur, daar is Dieks wel, je kunt hem wel herkennen want hij heeft de pet op'). Dieks blijkt in de bedstee te liggen en Dika slaat de schrik om 't hart, het kon wel eens afgelopen zijn met Dieks. Ze rent naar de buren, iemand moet snel naar de dokter ('t was in de tijd dat lang niet iedereen telefoon had). Eindelijk komt de dokter, hij stuift over de deel, de keuken en de kamer naar de bedstee en zucht: 'Dika, ik vrees dat het wel eens gebeurd kan zijn met Dieks.' Dika jammert: 'Och, heden, och heden, wat is het toch wat.' Waarop een zwakke stem uit de bedstee zegt: 'Wees maar gerust, Dika, in ben niet dood.' Waarop Dika een stap naar voren doet en snauwt: 'Hoold oe stille, wol ie het better weten as 'n dokter?!' Deze anekdote is tekenend voor de Twent: de autoriteit (drost, kasteelheer, fabrieksdirecteur, enz.) had gelijk, je kon maar beter jezelf koest houden en een afwachtende houding aannemen. Laten we wel relativeren, het blijft betrekkelijk; net zoals het gegeven dat Zeeuwen zunig zouden zijn. Dat zijn Twentenaren ook, men denke aan de boer die drie zaterdagen achter elkaar een kip naar de pastorie bracht. De dominee vond het wel bezwaarlijk, zo'n arme boer die telkens een kip bracht, en hij zei dan ook: 'luister, ik vind het geweldig, telkens zo'n kip, maar maak het niet te gek, stop er nou maar mee.' Waarop de boer sprak: 'Dat was ik ook van plan, want de rest van mijn kippen is wel gezond...' Die afwachtende houding, een beetje lijdelijk, zorgde ervoor dat het ook niet zo heel vlot ging met de aanvraag betreffende een consulent, maar nu zijn er dan toch twee, Hanneke van Vilsteren aan de IJsselacademie, en ondergetekende, aan het Van Deinse Instituut. Het is een project van driejaar. Van belang zijn de volgende overwegingen: De streektaalconsulent kan het niet alleen. Bij ons is er sprake van goed werkoverleg, een prima samenwerking met de directeur, een goed secretariaat, er is volop goede documentatie, via het VDI beschikken we over een uitgebreid netwerk, 'blikken die opengetrokken kunnen worden', b.v. spelling-deskundigen, taalkundigen, didactici, vrijwilligers in werkgroepen. Zo functioneert momenteel een werkgroep spelling, een werkgroep zakwoordenboek; een werkgroep uitgeverij, een werkgroep compost en internet, enz. (Ik gebruik liever niet 'email, ge-emaild of e-gemaild, maar computer-post, afgekort tot compost, lijkt me simpeler.) Als zo'n structuur ontbreekt, moet daar eerst aan gewerkt worden. Inmiddels is er ook een GOS project gestart, (Grens-Overschrijdend Streektaalonderzoek); de consulent zorgt ervoor dat er per gemeente een groep is van ca. 5 man, waar men lijsten invult. Zo'n groep is van groot belang, niet alleen voor dat onderzoek, maar je kunt er gedurig een beroep op doen. Verder zijn er dialectverenigingen, (De Kreenk vuur de Twentse Sproak), er is een Schrijversbond enz. Je moet ook niet in het wilde weg aan de slag met allerlei projectjes, b.v. hier en daar een lesje geven, allerlei grapjes bedenken, spreekbeurtjes geven, recepties afkleppen, stickers ontwikkelen en 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 24