Openingstijden van 'De Tuin van Zeeland': maandag t/m zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur; zon- en feestdagen 12.00 tot 17.00 uur. Gesloten op 25 december (eerste Kerstdag) en 1 januari. POEP goed, de stoelgang bij mens en dier Zeeuws Biologisch Museum, Oostkapelle, 16 oktober 1999 t/m 29 oktober 2000 Wat is er gewoner dan poep? Jong en oud, mens en dier, iedereen heeft er dagelijks mee te maken. Kleine kinderen gaan er ongedwongen mee om, maar bij het ouder worden verandert dat. Er wordt dan nog slechts verhuld of gniffelend over gesproken. Onze houding tegenover dierenpoep is minder krampachtig. Een goede reden voor het Zeeuws Biologisch Museum om een expositie over dit onderwerp te organiseren en het taboe rond poep eindelijk te doorbreken! Poepen in het dierenrijk en bij de mens Het is niet voor niets dat dieren graag aan eikaars uitwerpselen ruiken. Vorm, kleur en geur ervan zeggen veel over de eigenaar vande poep. Onderwerpen die aan bod komen zijn: het poepende dier, het hondenpoepprobleem en agressieve vogelpoepjes. Mensen zijn in de loop der tijd steeds meer op een kluitje gaan wonen. Al hun poep werd al gauw een probleem. Daarom zijn mensen al duizenden jaren bezig een manier te vinden om hun ontlasting zo snel en gemakkelijk mogelijk te lozen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: het toilet van de Farao, de Romeinen, de Middeleeuwen, kastelen, de 'Nieuwe Tijd', discreet poepen, poeptonnen, uitvindingen, waterzuivering, het luierprobleem en het composttoilet. Ook de gezondheid en hygiëne zijn niet vergeten. Bladluizen of melkkoeien, kevers in mest Bladluizen zuigen met een speciale zuigsnuit plantensap op uit bladeren. Dit plantensap bevat veel suikers, die gedeeltelijk weer worden uitgepoept. Dit is de 'honingdauw', de kleverige regen die 's zomers uit bijvoorbeeld lindebomen valt. Mieren zijn dol op deze poep. Zij 'kweken' en bewaken de luizen. In ruil daarvoor mogen ze de luizen melken. Met zijn voelsprieten trommelt de mier op het achterlijf van de luis, die daarop een druppeltje uitperst. De mier likt het op en gaat naar de volgende luis. Dit gaat zo door tot de mier met een dikke buik naar het nest gaat en de 'honing' aflevert. Bosmieren halen 43% van hun voedsel uit de bladluizenteelt. Zonder mestkevers zou er over de hele wereld een enorm mestprobleem bestaan. Veel mest zou gewoon blijven liggen, uitdrogen en de grond onbruikbaar maken. Gelukkig zijn ze er wel: duizenden soorten. Ze kunnen grote hoeveelheden mest verwerken. In één nacht kunnen ze wel 250 keer hun eigen gewicht aan mest onder de grond werken. Nijlpaard Een nijlpaard eet vooral gras. Hij komt 's nachts aan land om te grazen. Hij heeft per dag 30 tot 40 kilo voedsel nodig! Elk dier heeft zijn eigen paadje dat naar de eetplaats leidt. Een mannetje 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1999 | | pagina 33