draghen'. Tenslotte volgen er nog twee lofdichten (van de hand van Langenes?). De eerste is een
ode van elf achtregelige strofen, tot lof der geografie, die als volgt begint:
Cornt MUSA laet ons prijsen,
Door een Constgiftich Liedt
Een maecht onder den wysen
Ghepresen met bediet:
t'Lof der Geographyen
Laet in mijn pen sich vlyen,
In de achtste strofe noemt de dichter zijn compagnon en samensteller van het Caert-Thresoor,
Cornelis Claesz.:
Alleen dese Goddinne
Van wonderlijcker aert.
Die met haer soete Minne
Soetlijck 'tverstant beswaert:
Oock u CLAESSOON bevanghen
Heeft met een groot verlanghen
Dat door u ghefesteert
Haer prijs worde vermeert.
Dit doet ghy: Liefd' bevolen
Heeft u te schenken haer
Een stucksken in haer scholen
Ghemaeckt door consten claer.
Een Thresoor daermen binnen
Can sonder verd te rinnen
Bewijs van al het goet
dat zy ons open doet.
Also met cleyne coosten
Sal iemandt moghen,gaen
Van 'twesten naer het Oosten
Tot slot volgt een Frans sonnet waarvan de slotregels luiden:
Divin Ortelius pour vous soit le Theatre,
Pour Mercator 1'Atlas: mais vous Livre serez
Au Theatre un Pilier, a l'Atlas un Hercule.
In deze woorden ligt de gedachte besloten dat een klein atlasje als het onderhavige geen ongewenste
mededinger voor de grote geografische atlassen is, maar veeleer een wegbereider en een stimulans
die de verkoop daarvan zal bevorderen.
Daarna volgt een kaartje van 'De gheheele Werelt' waarmee het eigenlijke werk begint. Het toont
de wereld op één in de breedte gerekt vlak, de oude wereld rechts, America links, geen
Noordpoollanden maar wel een zeer groot Zuidpoolland, 'Terra Australis nondum cognita'. Na nog
twee kaartjes met 'Beschryvinghe vande Hemelsche Cloot' en 'Beschryvinge vande Cloot der
Aerden', weergegeven in twee halfronden, komt als eerste van de werelddelen Europa aan bod. Dit
4