Een laatste aanvulling: In 1991 werd te Deventer E. Gideons Homerus, zanger der Kelten heruit gegeven. Het verscheen, achttien jaar na de eerste druk, reeds een jaar na Wilkens' succesvolle Engelse boek (succesvol althans in commercieel opzicht), nog voordat deze met een Nederlandse vertaling kon komen. De oorzaak voor de nieuwe editie laat zich raden. De neutrale titel werd bij de tweede uitgave bovendien vervangen door het pakkender: Troje lag in EngelandOdysseus landde in Zeeland. Noten 1. E. Sanders, Eponiemen woordenboek. Woorden die teruggaan op historische personenAmsterdam 1993, pp. 88-89. B. Mesotten, Binnenkijken in woorden. Etymologische verkenningen, Kapellen 1996, pp. 39-40. Biographie Nationale de Belgique, VIII, Bruxelles 1884-1885, pp. 120-123. W. Hietbrink, R. Lagendijk, Kwispelen met taal met Oertaalwoordenboek, Rotterdam 1996 (4), pp. 155-156. 2. Laevinus Torrentius (1525-1595), eigenlijk Levin of Lieven van der Beeke, bisschop van Antwerpen en oudheidkundi ge, gaf onder meer de aanzet tot de tweede uitgave van Goropius Becanus' werk in 1580. Adrianus Schrieckius (1560- 1621), eigenlijk Adriaan van Schrieck, Originum rerumque celticarum et belgicarum (Van 't beghin der eerste volcken van Europa in-sonderheyt van den oorspronck ende saecken der Neder-Ianden), 1614. Idem, Monitorum secundorum, 1615. Idem, Adversariorum, 1620. Philippe Baron De Rijckholt (geboren 1803), Le Flamand Primordiale, Mère De Toute Les Langues, Liège 1868. Simon Stevin, Dialectike ofte Bewysconst, Leiden 1585. Idem, De Beghinselen der Weeghconst, Leiden 1586 (met name het deel 'Uitspraeck'). Hendrik Laurenszoon Spiegel (1549-1612), één der auteurs van Twe-spraeck van de Nederduitsche Letterkunst, Amsterdam, 1584. Idem, Hertsspieghel, Amsterdam, 1614. 3. Mattheus Smallegange (1624-1701), Cronyk van Zeeland, Middelburg 1696, p. 103. 4. Justus Lipsius (1547-1606) in een brief aan Henri Schott, geciteerd in: Biographie Nationale de Belgique, VIII, Bruxelles 1884-1885, p. 122 (waarschijnlijk is bedoeld de filoloog en polygraaf André Schott). Pieter Gerard Witsen Geysbeek (1774-1833), geciteerd in: E. Sanders, Eponiemen Woordenboek, p. 89. 5. De term is van Gottlieb Wilhelm Leibniz (1646-1716). In diens Nouveaux essais sur l'entendement humain, [Amsterdam] 1762, III, c. ii. De la signification des mots wordt gesproken van 'les étymologies étranges et souvent ridi cules de Goropius Becanus.' De Nouveaux essais werden heruitgegeven te Parijs [1930?]; het citaat aldaar op p. 233. 6. W. Hietbrink, R. Lagendijk, Kwispelen met taal. Hietbrink verklaart de vermelde bijbelse namen op vergelijkbare wijze, maar met een andere uitkomst: Adam: 'God blies hem de eerste adem in.' (p. 72). Eva: 'geschapen naar het evenbeeld van Adam, is zijn gelijk. Eva is even.' (p. 73). Noach: 'Noach begon [na de zondvloed] het leven opnieuw en sloeg een 'nieuwe weg' Nowach) in.' (p. 74). 7. J. de Vries, Etymologisch woordenboek. Waar komen onze woorden vandaan?, Utrecht/Antwerpen 1973 (10), p. 217. M. Philippa, Koffie, kaffer en katoen. Arabische woorden in het Nederlands, Amsterdam 1989, p. 32. 8. M. Philippa, 'Volksetymologie en de verhouding synchronie-diachronie', in: W. Pijnenburg, P. van Sterkenburg (red.), 100 jaar etymologisch woordenboek van het Nederlands, 's Gravenhage 1990, pp. 349-362, p. 352. 9. I. Wilkens, Where Troy once stood, London 1990. Idem, Waar eens Troje lag, Baarn 1992. 10. Ibidem, p. 85 spreekt van alleen al 65.000-100.000 man voor de Achaëers, de tegenstanders van de Trojanen. 11. Ibidem, p. 194. 12. Ibidem, pp. 242, 253. Op p. 264 noemt hij Zeeland zelfs 'de bakermat van de Kelten'. 13. Ibidem, pp. 220-264, 317-323. 14. Tacitus, Germania, c. iii. Petrus Divaeus, eigenlijk Pieter van Dieven (1536-1581), De Galliae Belgicae Antiquitatibus, Antverpia 1566. Pierre d'Oudegherst (1540-1592), Chroniques et Annales de Flandres: contenants les hèroïcques et très-victorieux exploits des forestiers et comtes de Flandres, Anvers 1571. Jacobus Eyndius, eigenlijk Jacob van den Eynde (1575-1614), Chronici Zelandiae, 1634 (opgenomen in:) M. Smallegange, Cronyk van Zeeland, p. 24. 15. Justus Lipsius, Tacitus Opera c. notis, Antverpia 1574. Vredius (1596-1652), eigenlijk Olivier de Wree, L'ancienne Flandre, Bruges 1634. Het is waarschijnlijk al te gewaagd een relatie te leggen tussen de denkbeelden van Lipsius en Vredius en de oudste vertaling van de Odyssee in het Nederlands. In Dirck Volkertszoon Coornherts (1522-1590), D'eerste twaalf boecken Odysseae enz., Haarlem 1561, wordt het Griekse hiernamaals, het Elusion, namelijk vertaald met 'Elyzeeuwse velden op het eind des werelds' (Het Vierde Boek, 572). Coornhert's vertaling werd in 1939 onder de titel De Dolinge van Ulysse te Amsterdam heruitgegeven; het citaat staat aldaar vermeld op p. 89. Vergelijk H. Lampo, Toen Herakles spitte en Kirke spon, Amsterdam/Brussel 1973 (4), p. 64. 16. Bijvoorbeeld M. Smallegange, Cronyk van Zeeland, p. 114, die de verklaring van de naam Vlissingen zo gek nog niet vond. 17. Ch.-J. De Grave (1731-1804), Rèpublique des Champs Elysèes ou Monde Ancien, I-III, Gand 1806 (postuum gepubli ceerd). Citaten van het titelblad. Van de oorspronkelijke druk van 800 exemplaren zijn er nog slechts weinig over. De belangstelling voor De Grave's werk was namelijk zodanig dat de helft al snel als scheepsbalast verkocht werd. H. Warren, Geheim Dagboek 1963-1970, Amsterdam, 1990, pp. 120-121. De Grave's Rèpublique is onderwerp van H. Lampo, Toen Heracles spitte en Kirke spon, die er gelukkig uitvoerig uit citeert. Zie ook Bibliographie Nationale de Belgique, V, Bruxelles 1876, pp. 117-124. 18. J. ab Utrecht Dresselhuis (1789-1861), De provincie Zeeland in hare gesteldheid en geregelde vorming beschouwd, 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 20