38. D. van der Horst, Geschiedenis van China, Utrecht/Antwerpen, 1977. p. 67. Encyclopedia Universalis, 23, Paris, 1990, p. 92. 39. I. Wilkens, Waar eens Troje lag, pp. 164, 235. 40. I. Wilkens, Waar eens Troje lag, p. 233. De naam Romus als zoon van Odysseus en Kirke heb ik in de mythologische handboeken niet kunnen terugvinden. Evenmin bevestigt hèt referentiewerk voor geschiedenis en cultuur van de oud heid, Paulys Real-Encyclopadie der classischen Alterturnswissenschaft, Wilkens' mededeling. Hier wreekt zich (opnieuw) diens gebrekkige bronvermelding. 41. F. Gittenberger, H. WeiB, Zeeland in oude kaarten, Tielt, Bussem/London-Perth-Knokke 1982, p. 10. Volgens J. Bossu, Vlaanderen in oude kaarten, p. 59 dateert de kaart van 1595. 42. I. Wilkens, Waar eens Troje lag, pp. 245-246 43. Zand: E. Verwijs, J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, VII, 's Gravenhage, 1912, p. 151. Bres: van Oud- Frankisch breka, breuk, J. de Vries, Etymologisch Woordenboek, Leiden, 1971 (2), p. 86. Zie verder: M.K.E. Gottschalk, Historische Geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, II, Dieren, 1983 (2), pp. 103-104, 152 44. Ibidem, p. 104. 45. R. Antonisse, Varen tussen overkanten. 150 jaar geregelde veerdiensten in Zeeland, Middelburg [1978], pp. 19-20. Encyclopedie van Zeeland, III, Middelburg, 1984, p. 194. 46. De term is van H. Lampo, Toen Herakles spitte en Kirke spon, p. 69. 47. Ibidem, p. 83. 48. L. van Driel, A. Steketee, Zeeuwse plaatsnamen, pp. 54, 75. M. Gysseling, Overzicht van de toponymie van Zeeuws- Vlaanderen, p. 27 49. H. Lampo, Toen Herakles spitte en Kirke spon, p. 88. Tacitus, Germania c. ix. I. Wilkens, Waar eens Troje lagp. 382 noemt, evenals De Grave, een aantal plaatsnamen, dat verband zou houden met de verering van Isis. De meest curieu ze is Parijs, dat oorspronkelijk Barque d'Isis zou hebben geheten. Ook brengt hij, vlak voordat hij spreekt over Breskens (p. 245), Isis in verband met Charon bij de oversteek van de dode zielen naar de Andere Wereld. Overigens: de Sue ven worden anders dan De Grave beweert door Tacitus niet gelocaliseerd in Vlaanderen, maar in Midden-Duitsland. Mogelijk is De Grave's veronderstelling gebaseerd op een foutieve interpretatie van een andere pas sage over de Sueven in de Germania, c. iii, alsmede op Caesar, De Bello Gallico, IV.2, die de uitbreiding van de Suevische invloedsfeer ten westen van de Rijn beschrijft. Andere mogelijke bronnen voor De Grave waren waarschijn lijk enige kronieken, zoals M. Smallegange, Cronyk van Zeelandp. 114-115 (die hier J. Eyndius aanhaalt). Zij berust ten indirect op gegevens uit de vita sancti Eligii (eerste kwart achtste eeuw, kopieën tiende eeuw) en de Annales Vedastini (880, kopieën elfde eeuw), die (een groep) Sueven noemen als bewoners van het kustgebied van de Lage Landen na de Romeinse tijd. Naar aanleiding van deze vermeldingen werd de naam Sueven in verband gebracht met 'Zeeuwen' en wel als vervorming van saiwjas, d.i. zee-aanwoners. Het is onduidelijk of we hier opnieuw met een onjuis te historische theorie gebaseerd op een goropisme te maken hebben. De Sueven-Zeeuwentheorie heeft vanwege de onze kere betrouwbaarheid van de bronnen en de beperkte geografische, demografische en toponymische continuïteit van het Zeeland van de vroege Middeleeuwen echter de schijn tegen. Zie J. ab Utrecht Dresselhuis, Het Distrikt van Sluis in Vlaanderen, Middelburg, 1819, pp. 62-63. Moderner zijn: M. Gysseling, Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), II, z.p., 1960. Encyclopedie van Zeeland, III, p. 359. Vergelijk voor Sueven, evenals Zeeuwen, zee-aanwoners ook Caj. Com. Taciti, Germania, Leiden, 1855, p. 259, noot xxxix. Suevis. Vermeldenswaard is nog J. ab Utrecht Dresselhuis, De Provincie Zeeland, p. 49 nootnr. 9, waarin de goropistische stelling wordt geponeerd dat de naam Zeeuwen samenhangt met sain, zaë, save, see, dat is: zout, met andere woorden: Zeeuwen zoutzieders. 50. L. van Driel, A. Steketee, Zeeuwse plaatsnamen, p. 38. 51. H. Lampo. Toen Herakles spitte en Kirke spon, p. 87-88. 52. M.K.E. Gottschalk, Historische Geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen I, pp. 87 nootnr. 5, 152 nootnr. 5. M. Gysseling, Overzicht van de toponymie van Zeeuws-Vlaanderen, p. 25. L. van Driel, A. Steketee, Zeeuwse plaatsnamen, p. 46. 53. M. J. Sutley, A dictionaiy of Hinduism. Its Mythology, Folklore and Development. 1500 B.C.-1500 A.D., London, 1977, p. 49. 54. J. ab Utrecht Dresselhuis, De Provincie Zeeland, p. 43 nootnr. 9. M.K.E. Gottschalk, Historische Geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaanderen, I, pp. 96-97, 97 nootnr. 7, 123, 157 nootnr. 5 55. M. Gysseling, Overzicht van de toponymie van Zeeuws-Vlaanderen, p. 26. Dat elven in Zeeland ijven genoemd worden wordt alleen door Dresselhuis vermeld. Voor de etymologie van elf zie J. De Vries, Etymologisch Woordenboek, 1971, p. 155. 56. J.G. Overwijn, Thet wra linda bok, pp. 75a, 173a, 32c. 57. Ibidem, 36a. L. van Driel, A. Steketee, Zeeuwse plaatsnamen, 22. 58. J. B. Hofmann, Etymologisches Wörterbuch des Griechen, München-Oldenburg, 1971, 307-308. 59. W. Hietbrink, R. Lagendijk, Kwispelen met taal. p. 131. M. Gysseling, Overzicht van de toponymie van Zeeuws- Vlaanderen, p. 28. L. van Driel, A. Steketee, Zeeuwse plaatsnamen, p. 54. 60. M. Kat, 'Sneeuw en mist in Griekenland', NRC-Handelsblad 21 december 1990. E. Moormann, 'Homerus op drift. Theorieën over Troje en Ithaka', Hermeneus 63,3, 1991, pp. 205-211. R.R. Knoop, D.J. Waarsenburg, 'Archeologie en onzin'. Onduidelijker van waardering, maar gezien de aard van het boek waarschijnlijk niet zo positiefis M. van Boxsel, Encyclopedie van de domheid, Amsterdam 1999, p. 11. Een uitvoerig forum voor zijn denkbeelden vond Wilkens in: 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 22