Van gewest tot gewest. Homerus de Zeeuw (NOB, Nederland 3, 12 december 1990), het Zwarte Gat (VOO, Radio 5, datum van uitzending was bij de desbetreffende omroep en het Nederlandse Audiovisueel Archief te Hilversum niet bekend), De Schatkamer. Op zoek naar Troje (RVU, radio 5, 13 juli 1994) en Supplement. (NPS, radio 4, 22 juli 1996). Positief waren: P. van Dijk, 'Groot genoeg voor een houten paard. Waar lag het oude Troje', NRC-Handelsblad 28 sep tember 1990 en J. van Damme, 'Bij Dishoek begint de onderwereld' (zie nootnr. 30), al citeerde de laatste ook afwij zende reacties van R. Rentenaar, verbonden aan het toenmalige PJ. Meertensinstituut te Amsterdam en R.M. van Heeringen, toentertijd provinciaal archeoloog van Zeeland. Een aantal jaren geleden waren zelfs leden van een heuse werkgroep bezig met het verzamelen van aanvullende gegevens voor Wilkens' theorie, zoals bleek uit een gesprek dat ik met één van hen in het Archeologisch Museum te Aardenburg had. 61Zie nootnr. 30. 62. Met name E. Moormann, Homerus op drift en R.R. Knoop, DJ. Waarsenburg, Archeologie en onzin. Het feit dat zij vooral de methodologische en deontologische kant van Wilkens' werk belichtten en inhoudelijk niet op diens belang rijkste argumentatie, de toponymie, zijn ingegaan, is één van de beweegredenen geweest voor het schrijven van dit arti kel. Bij het zoeken naar materiaal bleek Wilkens' these omringd door een complex van aanverwante en even fascine rende theorieën, over een aantal waarvan hierboven iets is gezegd. Ik kan het niet laten over één nog iets mee te delen. P.M. Oosthoek ontvouwt in zijn 'De Grieken op de Zeeuwse kust lang voor onze jaartelling' een theorie over de aanleg van een grote haven bij Westkapelle door de Grieken. 'Deze haven moet een knooppunt geweest zijn van aan- en afvoer- routes. De wereldhaven Rotterdam had in de oudheid zijn evenknie iets zuidelijker liggen' (p. 2). Belangrijke rou tes voerden vanuit deze zogeheten 'Herculeshaven' het binnenland in naar strategisch gelegen nederzettingen als Colijnsplaat, Kapelle, Hulst, Cadzand en Aardenburg. In de ligging van deze plaatsen en vooral in hun onderlinge afstanden meent de schrijver de hand te kunnen ontdekken van planologen en landmeters die, aangezien zij gebruik maakten van antieke lengtematen als de oud-Romeinse mijl en het stadium, van Keltisch-Griekse of Grieks-Romeinse origine moeten zijn geweest. Het genoemde artikel, groot 28 bladzijden tekst en bijlagen (vooral in de vorm van getal len) is voor zover mij bekend nooit gepubliceerd. Het werd in 1986 door deze destijds in Breda woonachtige schrijver aan de toenmalige gemeente Aardenburg aangeboden en bevindt zich thans in de bibliotheek van het gemeentearchief van Sluis-Aardenburg. 63. J. de la Fontaine, De fabels, Antwerpen/Amsterdam, 1995, p. 444, boek XII. 19 (1693) 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 23