GESTRAFT AAN EENE GALG MET DEN STROP
Ter dood veroordeeld in Zeeland in de 19de eeuw
J.H. Midavaine
Op 11 februari 2000 was het precies honderdvijftig jaar geleden dat in Zeeland het laatste dood
vonnis werd voltrokken. In de periode van 1814 tot en met 1851 heeft de Middelburgse scherp
rechter tien Zeeuwse mannen door verhanging aan de galg en één Zeeuwse vrouw door verwurging
aan een paal om het leven gebracht. Behalve deze elf hebben nog zeker veertig andere personen in
de periode van 1814 tot 1870, toen de doodstraf werd afgeschaft, dit vonnis over zich horen uit
spreken, doch kregen gratie.1 In dit artikel willen we stilstaan bij de gang van zaken rond de ver
schillende doodvonnissen die in Zeeland in de negentiende eeuw voltrokken zijn.2
De rechtbank
Van 1814 tot en met 1838 vonden de veroordelingen van de Zeeuwse zware criminelen plaats door
het Hof van Assises in Middelburg, dat op het eind van ieder kwartaal zitting hield in een van de
vertrekken van het stadhuis. Van 1839 tot 1876 werd er recht gesproken door het Provinciaal
Gerechtshof van Zeeland, dat gehuisvest was in het Van de Perrehuis aan het Hofplein in
Middelburg (nu Zeeuws Archief). Na de uitspraak van het hof had een veroordeelde volgens de wet
drie dagen de tijd om van dit arrest in cassatie te komen, en na afloop daarvan een tijd van acht
dagen om bij de koning gratie aan te vragen. Omdat de rechtbank in de Zeeuwse provinciehoofd
stad was gevestigd, werden ook alle doodvonnissen binnen deze stad op een schavot voor het stad
huis voltrokken.
Het schavot
Al eeuwenlang was het gewoonte, dat de ter dood veroordeelden op een schavot in het openbaar
terecht werden gesteld. Het schavot was een soort podium met daarop een houden stellage met een
of meerdere stroppen, waartegen een ladder was geplaatst. Mannen moesten volgens art. 5 van het
souverein besluit van 11 december 1813 aan een galg worden opgehangen en vrouwen moesten aan
een paal worden gewurgd. Dit laatste om het publiek geen gelegenheid te geven onder de rokken
van de veroordeelde dames te kijken.
Behalve voor de hier behandelde doodvonnissen werd het schavot ook gebruikt als iemand te pronk
werd gesteld, gegeseld of gebrandmerkt werd, of als een persoon was veroordeeld tot het zwaaien
met het zwaard boven diens hoofd.3 Voordat een ter dood veroordeelde aan de beul werd overgele
verd, vond er nog een allerlaatste confrontatie plaats met de raadsheren van het gerechtshof. Alle
terechtstellingen in Middelburg werden uitgevoerd om twaalf uur of half een 's middags. Van
gerechtswege waren er altijd twee raadsheren bij aanwezig, die de voltrekking van de gruwelijke
straf nauwlettend vanuit een bovenraam van het Middelburgse stadhuis in de gaten hielden. Nadat
bij de veroordeelde de dood was ingetreden maakten ze hiervan proces-verbaal op en deden aan
gifte bij de burgerlijke stand.
Het Middelburgse schavot lag opgeslagen in de stadsschuur en moest voor elk gebruik weer
opnieuw worden opgebouwd. Na de afschaffing van de doodstraf op 17 september 1870 heeft de
gemeente een deel van de rode planken van het schavot gebruikt voor de bouw van een muziektent
op het Middelburgse Molenwater.
Gevoelens van een ter dood veroordeelde
De Middelburgse moordenaar Antonie Kanaar, aan wie op 25 juni 1821 het doodvonnis werd
20