aardsche vrienden verlaten, omringt van geregtsdiena- ren, op het Schavot, ontdoet zelve zich van zijne schoe nen, beklimt alzoo den ladder, zegt zijne bijzijnde het laatste vaarwel, beveelt zijn veege ziel aan den Zaligmaker, en - wordt alzoo van den beklommenen ladder afgeworpen, overgaande in de gewesten der eeu wigheid! Een korten tijd daarna wordt zijn zielloos overschot in de door hem nog korts te voren beschouw de enge doodkist gelegt, en alzoo ter grafplaats gevoerd, ten einde eene prooi voor het gewormte te worden. Een ieder spiegele zich aan dezen man des doods Alle doodvonnissen werden in het openbaar voltrokken, met de bedoeling dat het publiek er lering uit zou trek ken. Toen de Koewachtse heelmeester Jean Baptiste de Loeil op 23 oktober 1849 wegens verwaarlozing en de moord op zijn vrouw de doodstraf over zich had horen uitspreken, eindigde de voorzitter van het gerechtshof zijn toespraak tot de veroordeelde en het publiek met de woorden: 'Een ieder spiegele zich aan dezen man des doods, Die staat, zie toe, dat hij niet valle!' Nadat op 11 februari 1850 dit vonnis was voltrokken schreef de verslaggever van de Middelburgsche Courant dat het een schriktooneel vertoonde, waaiyan het menschelijk gevoel deszelfs blikken moest afwenden, een tooneel, dat wij niet wagen in het bree- de te beschrijven. Dat niet iedereen evenzeer van het gebeurde onder de indruk was, blijkt uit een artikel in de Middelburgsche Courant van vijftig jaar later (10 februari 1900), waarin de verslaggever onder meer schrijft: 'Kon dit nu tot leering strekken Toch waren er die door het schouwspel volstrekt niet getroffen werden. Zoo getuigde een der toe schouwers, wien hetgeen hij als jongen aanschouwde, nog duidelijk voor den geest staat, dat het weinig of geen indruk op hem maakte. Hij herinnert zich nog goed den stoet, die den veroordeelde van het gerechtsgebouw - hetzelfde waar de rechtbank nu zitting houdt - onder geleide van vier gerechtsdienaren en een detachement cavallerie en infanterie bracht naar het stadhuis, van waar hij naar het schavot werd gevoerd. Drie uur lang, van twaalf tot drie uur, bleef het lijk ten aanschouwe van velen hangen; een schouw spel dat eer stuitend dan indrukwekkend was. De elf doodvonnissen uit de negentiende eeuw Het eerste doodvonnis dat in Zeeland na de Franse tijd voltrokken werd vond plaats op 3 februari 1817, toen Marinus van Nieuwenhuyzen op het schavot gehangen werd, gevolgd op 10 november 1817 door zijn neef Pieter van Nieuwenhuyzen. Beiden hadden zich op het eind van 1815 schuldig gemaakt aan roofmoord. Een paar dagen voor kerstmis 1815 gingen Pieter van Nieuwenhuyzen uit Eikerzee en zijn neef Marinus uit Ellemeet 's avonds met kwade bedoelingen op weg naar het woninkje van de oude Van der Bout en zijn vrouw Geertje Padmos, die op een boerderijtje vlakbij het dorp Eikerzee in ZÈDEL IJ KË tjeji :n s.nrinjjsrG voo*, bij rn n* ff* 7' F. R E G T S T E L L N C van MARINUS van NIEUWENHUYZEN, op oen 3. pebatiaiuj «817. ntwnsn nih' t>bt. btjrc l,v zeilakn mpt dt koord cejihait, v* o r. ni d* misdaad van moord, aan 7 vr c e odd* tin den eiplüeot, Dij ten fftbrng» door ecnctt MertstfitHvtUnJ. l« l'üfcn arjs» m), ao/i gesuirtfd, ni am 11, zvni.h &ai.omo. Te hflt) d e l b ij r g, ter^boev drukke rij-va 11 j. moens, L'ingndelfta pj. 1817. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 26