Jacob Pervoost
De zesde terechtgestelde persoon was de 31-jarige Middelburgse arbeider Jacob Pervoost.8
Hij drong op 14 september 1824 's avonds rond de klok van half acht de woning binnen van
Johanna Margaretha Eyland, weduwe van Christoffel Martijn te Middelburg. Toen hij in het huis
Johanna aantrof heeft hij haar zo mishandeld en geslagen, dat ze kort daarna is overleden, waarna
hij haar bestolen heeft. Op 17 september werd hij in de kraag gevat en overgebracht naar het huis
van arrest in Middelburg, waar hij al spoedig zijn daad bekende.
Op 13 en 14 december 1824 werd zijn zaak behandeld door het Hof van Assises, dat hem aan het
misdrijf schuldig verklaarde en hem veroordeelde tot de doodstraf door middel van een strop, welk
vonnis op 21 maart 1825 werd voltrokken.
Hendrik Antonisse
De vijftigjarige slager Hendrik Antonisse uit 's-Gravenpolder is nummer zeven. Zijn verhaal is als
volgt.
Op 22 mei 1826 begaf Hendrik zich met slechte voornemens naar het woninkje van de bejaarde
Leuntje Kuilenbroek in Hoedekenskerke.' Onderweg raapte hij een dikke stok op, die hij als wapen
zou gaan gebruiken. Doordat de deur niet op slot was kon Hendrik vrij gemakkelijk het huisje bin
nengaan. Toen Leuntje hem zag en vroeg wat hij kwam doen, gaf Hendrik haar met de stok een klap
op het hoofd, waardoor ze al dadelijk het bewustzijn verloor. Hij scheurde haar de mutsen van het
hoofd en eigende zich het zilveren hoofdijzer en de gouden stukken en spelden toe. Vervolgens
begaf hij zich naar een openstaande klerenkast en nam daaruit een paar zilveren broekstukken.10
Daarna klom hij naar de zolder en roofde uit een ton drie stukken spek.
Toen Hendrik weer beneden kwam was Leuntje intussen bijgekomen. Voor de tweede maal sloeg
Hendrik een aantal malen met de stok op haar hoofd en opnieuw raakte ze bewusteloos. De buit
borg hij op in een meegebrachte reiszak, waarmee hij direct naar Goes ging. Onder het opgeven van
een valse naam en woonplaats verkocht hij daar de gestolen sieraden.
De zwaar mishandelde Leuntje werd al vrij spoedig gevonden en onmiddellijk overgebracht naar
het gasthuis in Goes. Hier is ze, zonder bij bewustzijn te zijn gekomen, enkele dagen later overle
den.
Op 6 juli 1826 werd Hendrik Antonisse door het Hof van Assises schuldig verklaard en veroordeeld
tot de doodstraf. Noch de debatten, noch de uitspraak van het arrest, noch de krachtige toespraak
van de voorzitter van het hof maakten veel indruk op hem en hij toonde geen berouw over zijn
onmenselijke daad. Een gratieverzoek werd door de koning afgewezen en op 1 november 1826
werd de doodstraf met de strop ten uitvoer gebracht.
Hendrik Frederik Schreuder
Op 21 juli 1828 werd het doodvonnis voltrokken aan de Vlissingse herbergier Hendrik Frederik
Schreuder11, nadat de koning een verzoek om gratie halverwege de maand juli van de hand had
gewezen. Schreuder was een rasechte crimineel en sinds 1817 meerdere malen met de justitie in
aanraking geweest, meestal voor het toebrengen van lichamelijk letsel. Toen de Vlissingse politie
hem op 2 februari 1827 weer eens voor een dergelijk akkefietje kwam arresteren, wist hij te ont
vluchten. De drie politieagenten en een gerechtsdienaar, die hem nog diezelfde nacht vonden, wer
den door hem met een mes zo toegetakeld, dat twee van hen enige dagen na het gebeurde zijn over
leden.12 Opnieuw ontsnapte hij en door de vest over te zwemmen verliet hij de stad. De volgende
dag werd hij door een groep soldaten ingerekend, waarna de gerechtsdienaren hem konden arreste
ren. Hij werd overgebracht naar het Huis van Bewaring in Middelburg, waar hij op 12 april 1828
door het Hof van Assises ter dood werd veroordeeld.
24