stuve - stoof - stoven - hestove
zuhe - zoog -zohen - hezohe
zupe - zoop - zopen - hezope
bedriehe - bedroog - bedrohen - bedrohe
bieje - boöj - böjen - heböje
buhe - boog -bohen - hebohe
heniete - henoot - genoten - henote
hiete - hoot - hoten - hehote
klieve - kloof - kloven - heklove
kieze - koos - kozen - hekoze
krupe - kroop - kropen - hekrope
liehe - loog - lohen - helohe
ruke - rook - roken - heroke
schiete - schoot - schoten - heschote
niet gebruikt - toog - tohen - hetohe
verlieze - verloor - verloren - verlore
vliehe - vloog - vlohen - hevlohe
vrieze - vroos - vrozen - hevroze
Ik geloof dat deze lijst volledig is. Er was in het Middelnederlands nog een werkwoord in deze
groep: stuiven (van regen en sneeuw), maar het Zeeuwse stieve is zwak: Die sneeuw stiefden van
alle kanten om je n-óren.
Let op dat de -ö(ö)- in boöj - böjen - heböje is ontstaan onder invloed van de volgende -j-,
In de tweede vorm, die van de verleden tijd enkelvoud (ik/jij/zij/hij/het) stond in het oergermaans
een *au en daarom zou je verwachten dat de regel voor de verdeling van ao/öö die ik boven for
muleerde hier zou gelden, maar dat is niet zo. In plaats van *töög hebben we in het Zeeuws toog.
Blijkbaar heeft de vorm van de verleden tijd enkelvoud zich aangepast bij de vorm van de verleden
tijd meervoud, waar we klankwettig een -o(o)- konden verwachten, een lange open -oo-klank door
rekking van een korte -o-klank in een open lettergreep.
Dit overnemen van de klank van een parallelle vorm wordt in de taalkunde analogie genoemd.
Een en ander heeft er wel toe geleid dat we een aantal aardige opposities hebben tussen vormen van
de verleden tijd enkelvoud en zelfstandige naamwoorden, die in het Nederlands samenvallen
(homonieme paren vormen). Dit zijn de volgende Zeeuwse woorden:
werkwoord - zelfstandig naamwoord
schoof -schaove
sloop - slaop kussensloop; ook: het afbreken)
sloot - slöêt
stoof - stoove
hoot - hoote
schoot - schóót
toog - töög
kloof - klove/kloof barst in de huid)
rook - raok
boog - boog/bohe
N.B. - 1Op en in Tholen hoor je soms ook de uitspraak taog. Het Zeeuwse woord toog betekent 'toga'.
39