Dialect en abstrahering In de abstrahering die voor ons als gebruikers van de standaardtaal vanzelfsprekend is, zit tegelijk de crux van de spellingproblematiek van dialecten. De dialectspreker die de klanken van zijn dia lect gaat noteren, wil juist zo weinig mogelijk abstraheren. Hij wil zijn dialect zo nauwkeurig moge lijk weergeven en daarbij is naast de woordenschat de klankaanduiding essentieel. Als hij dat doet, krijgt hij problemen met de dialectschrijver van drie kilometer verderop, of zelfs wel van dertig meter, want die spreekt een iets ander dialect en die wil het ook zo nauwkeurig mogelijk weerge ven. Dat leidt dus onherroepelijk en heel snel tot de conclusie datje 'het' Zeeuwse dialect niet kunt noteren. Nou, dat is ook zo: als je zo dicht mogelijk bij je dialect wilt zitten, krijg je onherroepelijk verschillen met dialectweergave van andere dorpen, laat staan van andere eilanden. Ik komme van Weumelinge, mè di op Iese di praoten z' êêl aors! Spelling raakt niet het hart van de taal of van het dialect, die veranderen er echt niet door, maar ze raakt wel heel hard het hart van de taalgebruiker, zeker wanneer die verknocht is aan het eigene van zijn dialect. Standaardtaal, streektaal, dialect Er komt nog een probleem bij: 'het' Nederlands als overkoepelende standaardtaal bestaat, al is het een abstractie, 'het' Zeeuws bestaat niet op die manier. Probeer maar: vraag een willekeurig gezel schap om een verhaaltje in het Nederlands en als dat serieus gebeurt, kunnen alle leden van de groep bevestigen dat dat verhaaltje Nederlands was. Vraag vervolgens een dialectspreker uit Sint- Jansteen, uit Westkapelle, uit Colijnsplaat en uit Oud-Vossemeer om een verhaaltje in het Zeeuws en dan weet iedereen wat er komt: vloeiend Sint-Jansteens, sappig Westkappels, boeiend Colijnsplaats, prachtig Oud-Vossemeers. Alleen dialecten dus, want er is geen Zeeuwse standaard streektaal, dus is er ook geen mogelijkheid om een abstraherende streektaalspelling te maken. Kortom: spelling van dialect is ongeveer even lastig als de kwadratuur van de cirkel. Oplossingen Zijn er oplossingen? In theorie zijn er vele. Je zou bijvoorbeeld kunnen streven naar ontwikkeling en gebruik van een streektaal en een bijbehorende standaardspelling. Niet erg reëel, lijkt me, want wie zou die standaard moeten vaststellen en wie zou die standaardstreektaal gaan gebruiken? Tweede oplossing: uitgaan van het eigen dialect en iedereen gebruikt zijn of haar privéspelling. Dat lijkt mij paradoxaal, want verschriftelijking en publicatie gaan er juist om dat anderen in die schrif telijkheid kunnen delen. Derde oplossing: dialect weergeven in fonetisch schrift zoals dat weten schappelijk gangbaar is. Nadelen daarvan: zelfs dat kan niet alle nuances weergeven en het is tege lijk uiterst lezersonvriendelijk. Tussenwegen Vierde oplossing en volgens mij is dat de weg die Reinhoudt graag gevolgd zou zien, al zegt hij dat niet met zoveel woorden: uitgaan van het eigen dialect, maar een beetje overleggen met streekge noten en bereid zijn om wat in te schikken, zoeken naar bruikbare tussenwegen, afspraken maken en vooral heel goed beseffen dat welke spelling dan ook nooit meer kan zijn dan een zeer globale aanduiding van spraakklanken. Net zo als een muziekpartituur de werkelijk gehoorde klanken nooit en te nimmer in alle finesses kan weergeven, is nu eenmaal geen enkel spellingsysteem mogelijk dat alle nuances van onze onstuitbare klankenrijen aankan. Zo'n bruikbare tussenweg geeft Reinhoudts artikel volgens mij terecht aan: per dialectgroep zoeken naar een spelling die recht doet aan de eigenheid van het Thools of van het West Zeeuws-Vlaams of van welk deel van Zeeland dan ook. En zelfs dan zullen sprekers/schrijvers binnen hetzelfde dorp of dezelfde regio zich zo nu en dan moeten schikken, want hoe je ook gaat spellen, het blijft een soort laveren tussen het streven naar perfecte persoonlijke weergave en de eis van begrijpelijkheid en herkenbaarheid voor lezers. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 46