het Goese Sint-Sebastiaansgilde is het gildewapen met het kenmerkende Jeruzalemkruis te zien. Dit type kruis werd vaak door schuttersgilden gebruikt. Een aardig, Zeeuws, voorbeeld uit de vijftien de eeuw is te vinden op een zuil in de N.H. kerk van Sint-Maartensdijk. Daar is het Jeruzalemkruis afgebeeld in combinatie met een Bourgondische vuurslag. Niet eerder in de literatuur is zo uitge breid ingegaan op de bouw en de inrichting van de Goese schuttershoven als in dit boek. Het waren, getuige de bewaard gebleven afbeeldingen en de reconstructietekeningen die speciaal voor het boek zijn gemaakt, relatief indrukwekkende bouwcomplexen. Helaas, helaas: slechts een sluitsteen (Sint- Sebastiaanshof), een gevelsteen (Sint-Jorisdoelen) en een naam (Kolveniershof) is al wat ons res teert. Uiteraard besteedt het boek veel aandacht aan de vier schuttersstukken van vader en zoon Eversdijck uit de collectie van het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland en de twee in Frankrijk en Duitsland teruggevonden werken van Peuteman. Ontstaansgeschiedenis, compositie, schilder wijze en geportretteerden komen zo volledig mogelijk aan de orde. Naar aanleiding van de op de schilderijen afgebeelde pronkbekers, is een speciaal hoofdstuk gewijd aan het zilverbezit van de Goese schutterijen. Dit hoofdstuk, noodgedwongen vrijwel uitsluitend op archiefonderzoek geba seerd, stemt enigszins weemoedig. Hoe fraai, hoe rijk, maar tegelijk, hoe weinig is er overgebleven! Eens te meer blijkt de verwoestende uitwerking van de door de Bataafse overheid in 1795 uitge vaardigde verordening om gouden en zilveren voorweipen ter vermunting in te leveren. De schut tersgilden kregen de waarde van hun bekers en schalen wel vergoed, maar de voorwerpen zelf wer den afgestaan. Ze zijn vrijwel zeker omgesmolten. Het laatste hoofdstuk van het boek gaat over de drie 'Goese' schilders. Van alle drie wordt een biografie gegeven, het oeuvre gekarakteriseerd en wordt ingegaan op de verschillende genres: portretten., historiestukken, keukenstukken. Dit hoofd stuk, te zamen met de in de bijlagen opgenomen oeuvrecatalogi, is op zichzelf al een zeer waarde volle bijdrage aan de kunstgeschiedschrijving van Zeeland. Het goed gedocumenteerde en uitstekend verantwoorde boek verdient een ruime verspreiding. Het is een kijkboek, een leesboek én een naslagwerk. Op al deze niveaus is er veel te genieten. De hoop is gerechtvaardigd, dat door de uitgave van dit boek in de toekomst meer van het eens zo rijke schut- tersbezit wordt achterhaald. Waar bevinden zich de ontbrekende schuttersstukken en waar de 'sil- vere gaai' van het Goese kolveniersgilde? Een enkele kritische opmerking tot slot. Het gebruiksgemak van het boek zou aanzienlijk groter zijn geweest indien bij de afbeeldingen ook de verblijfplaats van het afgebeelde object zou zijn vermeld. Dit is echt een gemis. Onduidelijk is waarom de afbeeldingen in de bijlagen wel zijn doorgenum merd in de tekst, terwijl het nummer ontbreekt bij de betreffende afbeelding. Vanuit de hoofdtekst bijvoorbeeld afbeelding 122 opzoeken lukt daarom alleen via het catalogusnummer. Persoonlijk vind ik het tenslotte jammer, dat niet is voorzien in een eenvoudige catalogus van de objecten die op de tentoonstelling te zien waren. Het zou de koppeling tussen boek en tentoonstelling zeer heb ben versterkt. W.H.P. Scholten Jan J.B. Kuipers (tekst) en Katie Zonnevylle-Heyning (beeldredactie), Zeeland 1900 - 2000 (Middelburg 1999). ISBN 90 745 7620 6. Prijs: 29,50. Veel Zeeuwen en mogelijk ook niet-Zeeuwen werden rond de Kerstdagen van 1999 verrast met een wel zeer bijzonder geschenk. Een beeld- en woordkroniek van de afgelopen honderd jaar, samen gesteld, geschreven door onze eigen hoofdredacteur Jan Kuipers, zoals velen onder onze lezers ongetwijfeld zullen weten, in het dagelijks leven ook in deeltijd actief als documentalist op het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 50