HET 3000 JAAR OUDE VEER VAN BRESKENS
Over bizarre theorieën en Zeeuws-Vlaamse goropismen
A.C.J. Willeboordse
De oudste taal ter wereld is het Nederlands: het werd reeds gesproken door Adam en Eva in de Hof
van Eden. Immers, in welke andere taal kan men zich zo subtiel, zo genuanceerd, zo accuraat en
beeldend, kortom zo volmaakt uitdrukken als in het Nederlands: een duidelijk bewijs dat dit in het
door God in alle opzichten volmaakt geschapen paradijs is ontstaan. Uit het Nederlands hebben
zich, na de tragische zondeval en de hovaardige torenbouw van Babel de andere talen ontwikkeld,
maar deze blijven qua expressiviteit alle verre ten achter bij de paradijselijke oertaal.
Dat beweerde althans Johannes Goropius Becanus (1518-1572). Goropius, te Hilvarenbeek gebo
ren als Jan van Gorp, studeerde wijsbegeerte en geneeskunde aan de universiteit van Leuven. Na
zijn studie bereisde hij verschillende Europese landen en werkte als geneesheer aan het Franse en
Hongaarse hof. Daarna vestigde hij zich te Antwerpen waar hij een bloeiende praktijk had en in
groot aanzien stond. Uiteindelijk bracht hij het zelfs tot lijfarts van Filips II. Later wijdde hij zich
geheel aan de wetenschap, met name de studie van de oudheidkunde en letterkunde. In 1569 ver
scheen bij de beroemde Antwerpse drukker-uitgever Plantijn zijn aan zijn voormalige broodheer
opgedragen 'Origenes Antverpianae', een dik boek in het Latijn met de hierboven beschreven
opvattingen als hoofdstelling.
Bewijzen had Goropius voldoende. Naast zijn, in vergelijking met de andere talen, meer dan voor
treffelijke uitdrukkingskwaliteiten, zijn welluidendheid en rijke woordenschat kon het Nederlands
aantoonbaar bogen op de hoogste ouderdom. Betekende Duyts, de taal van de Dietse Nederlanders,
alleen al niet douts, dat is: d'outste? Oudtestamentische namen konden perfect verklaard worden
vanuit het Nederlands. Adam bijvoorbeeld betekende eigenlijk aardman, en ook: haatman, de dam
tegen de haat van de slang. Eva heette van origine eeuwvat, het vat van de eeuwigheid, waaruit de
latere geslachten waren voortgekomen. De naam Noach wil zeggen: hij die acht slaat op de nood
van de wereld. Enzovoorts.'
Goropius' zienswijze was nogal omstreden. Hij vond uitgesproken medestanders in gezaghebben
de tijdgenoten als Laevinus Torrentius, Adrianus Schrieckius en later Philippe De Rijckholt en
geestverwanten waar het de superioriteit van het Nederlands aangaat in geleerden als Simon Stevin
en Hendrik Laurenszoon Spiegel.2 Maar vele anderen vonden zijn denkbeelden 'geleerde droomen'3
en zijn woordverklaringen op zijn zachtst gezegd gezocht. Justus Lipsius, één van de beroemdste
tekstcritici uit de tweede helft van de 16de eeuw, verontschuldigde hem nog door te stellen dat hij,
'een levendige geest, open [en] af en toe gelukkig, vooral gelukkig zou zijn geweest als hij zich had
toegelegd op andere zaken' en de taalonderzoeker Pieter Gerard Witsen Weysbeek beschreef hem
ietwat vergoelijkend als 'een zeer geleerd man doch wien het een gezond oordeel ontbrak, om
het dwaze van zijn stelsel in te zien.'4 Goropius' reputatie was uiteindelijk zodanig dat latere colle
ga-wetenschappers hem vereeuwigden door 'vreemde en ridicule etymologieën' goropismen te noe
men.5 Recentelijk werd overigens een poging gedaan hem te rehabiliteren, zij het weinig overtui
gend.6
Goropismen zijn dus een vorm van etymologie, de wetenschap die de geschiedenis van de woorden
bestudeert. De etymologie onderzoekt bijvoorbeeld vragen als waar ons woord suiker vandaan komt
(uit het Oud-Indisch), wat het oorspronkelijk betekende (kiezel, korrel, korrelsuiker), hoe het in het
Nederlands terecht is gekomen (via achtereenvolgens het Perzisch, Arabisch en Frans), welke ver
anderingen het woord in de loop van de tijd heeft ondergaan en waarom.7 Goropismen zijn woord-
2