van de achttiende eeuw. Vanaf dat moment markeert een geleidelijk stijging van het
algehele prijspeil een cruciale periode niet alleen voor de geschiedenis van de
Noordwesteuropese landbouw maar ook voor de samenleving daar. Een complex
proces waarbij de oude agrarische samenleving geleidelijk aan transformeerde naar
een industriële, en dat nauw verbonden is met het begrip 'Industriële Revolutie', zoals
die in Engeland in de loop van de achttiende eeuw op gang kwam.
De economische groei die hiermee gepaard ging, kwam daar vooral tot uiting in
een snelle expansie van de stedelijke sector. Het effect ervan was dat een al sinds de
Late Middeleeuwen bestaande thünensiaanse constellatie rond Londen14, expandeerde
en een grotere 'impact' kreeg. Ter vergelijking: de regio Greater London telde rond
1850 al 2,5 miljoen inwoners: Amsterdam 250.000. De hiermee gepaard gaande
verschuivingen in het economisch krachtenveld hadden belangrijke consequenties
voor de landbouweconomische verhoudingen in dit deel van Europa; ook in
ruimtelijke zin.
Een landbouwregio waar de ontwikkelingen in wel zeer directe zin werden
beïnvloed, vormden de Engelse graafschappen Norfolk en Suffolk aan de overzijde
van de Noordzee. In het kort gezegd kwamen de ontwikkelingen daar er op neer dat op
het landbouwbedrijf vanaf 1750 veehouderij en akkerbouw in toenemende mate met
elkaar vervlochten raakten. Typerend was de inkrimping van het areaal grasland, ten
gunste van het bouwland, bij een gelijktijdige uitbreiding van het areaal
voedergewassen, met name klaver en knollen. Daardoor kon de veestapel zelfs nog
worden uitgebreid en nam de mestproductie navenant toe. De teelt van knollen, die
tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw bijna een kwart van het beteelde areaal
uitmaakte, stelde de boeren bovendien in staat de braak te reduceren. Zo leidde een
complex geheel van verandering ertoe dat de opbrengst van een gewas als tarwe
toenam van zo'n 1.000 kg/ha in de jaren 1710-1739 tot 1.500 kg/ha tijdens de eerste
helft van de negentiende eeuw, de tijd dat de zogenoemde Norfolk four course rotation
tot haar volle wasdom kwant.15
Aan deze zijde van de Noordzee hadden de stormachtige ontwikkelingen van de
stedelijke sector in Engeland ook hun effect. Ook de Nederlandse landbouw
profiteerde van het groeiende vraagpotentieel van de Britse markt en in bepaalde
regio's kwam dit uiting in een intensivering van bestaande bedrijfsvormen. Daarbij
vallen niet alleen de ontwikkelingen in de veehouderij op, maar ook die in de
akkerbouw. Zo zagen de Zeeuwen, bijvoorbeeld, in de loop van de achttiende eeuw
hun meekraphandel uitbreiden. Maar het meest opvallend waren nu toch de
ontwikkelingen op de Groningse klei.
In samenhang met een verbetering van de afwatering werd daar sinds de laatste
decennia van de achttiende eeuw de teelt van haver belangrijk uitgebreid. Eigenlijk
kun je zeggen dat de Groninger akkerbouwers zich sindsdien steeds meer profileerden
als specialisten op het gebied van de haverteelt bij uitstek. Veel van de Groningse
haver werd naar Engeland geëxporteerd ten behoeve van de paarden die daar de
industriële revolutie trokken. Het proces dat zich daarbij aftekent toont een grote
overeenkomst met wat zich eerder had afgespeeld in de Oost-Engelse counties.16
Tegelijk met een opmerkelijke verschuiving in de verhoudingen tussen de opper
vlakten bouwland/grasland, werd de teelt van voedergewassen belangrijk uitgebreid,
wat resulteerde in een toename van de productiviteit. Ook anderszins profileerde
Groningen zich in de loop van de negentiende eeuw als een van de meest dynamische
28
LANDBOUW IN ZEELAND