1769.16 Als we naar de eerste figuur kijken, dan zien we dat aan het eind van de
zeventiende eeuw de uitvoer naar Holland en Zeeland nog niet zo belangrijk was.
Vooral de geringe betekenis van Middelburg, waar slechts 4% van het totaal heen
ging, is opvallend. Voor het West Zeeuws-Vlaamse graan was Middelburg toen zeker
nog niet dé stapelmarkt. Het is mogelijk dat vanuit de haventjes aan de Westerschelde
wat meer graan naar Zeeland werd verscheept. Het feit echter dat vanuit Sluis, de
belangrijkste havenplaats van de regio, nauwelijks graan naar Middelburg werd
uitgevoerd, wijst erop dat de betekenis van Middelburg voor het Zeeuws-Vlaamse
graan aan het eind van de zeventiende eeuw nog gering was. De belangrijkste
exportbestemmingen van West Zeeuws-Vlaamse landbouwproducten waren toen de
Vlaamse steden Brugge en Gent, samen goed voor 64% van de export.
Over de jaren vóór 1693 bevatten de tolrekeningen geen informatie over de
graanuitvoer. Boedelrekeningen en boedelinventarissen van boeren geven daarover
echter wel inlichtingen en zij bevestigen het beeld uit de tolrekeningen: vooral Brugge
was voor de West Zeeuws-Vlaamse boeren een zeer belangrijke afzetmarkt. Priester's
stelling dat de Zeeuws-Vlaamse boeren na 1648 geheel op het Noorden waren
georiënteerd, blijkt dus onjuist te zijn. 17 Het door hem aangevoerde bezwaar van de
slechte verbindingen met de Vlaamse steden blijkt dus niet zo zwaar te hebben
gewogen. Dit bezwaar gold zeker niet voor Brugge, dat via een vaart verbonden was
met het bij Sluis gelegen fort Sint Donaas. De economische breuk met het zuiden
heeft zich niet voltrokken in 1648, maar precies vijftig jaar later. Na de misoogst van
1698 verboden de Staten-Generaal in oktober van dat jaar de uitvoer van graan en
peulvruchten naar de Zuidelijke Nederlanden. 18 Meestal golden zulke verboden maar
voor een paar maanden, maar dit verbod is van kracht gebleven totdat Vlaanderen
tijdens de Spaanse Successieoorlog in 1708 was veroverd door de Engels-
Nederlandse alliantie. Na deze tien jaar durende onderbreking heeft de graanexport
naar het zuiden zich niet meer kunnen herstellen. Blijkbaar waren de handels
contacten in deze jaren verloren gegaan. Daarnaast was het ongetwijfeld van groot
belang dat de Vlaamse landbouw zich in de achttiende eeuw had hersteld van
gevolgen van de zeventiende-eeuwse oorlogen en dat Vlaanderen hierdoor zelf in zijn
behoefte aan graan kon voorzien.19 Er was in Brugge en Gent dus eenvoudigweg niet
zoveel vraag meer naar de Zeeuws-Vlaamse producten.
Vanaf 1698 moesten de Zeeuws-Vlaamse kooplui en boeren dus een andere
afzetmarkt zoeken voor hun graan. Verschijnt Middelburg dan eindelijk ten tonele?
Nee, zo blijkt uit figuur 2b. In de jaren twintig van de achttiende eeuw had Rotterdam
de positie van Brugge en Gent overgenomen; 63% van de totale uitvoer ging
rechtstreeks naar Rotterdam en nog eens 6% zelfs nog verder, naar Amsterdam.
Daarnaast was ook Breda als exportbestemming opgekomen. In deze stad verkochten
de 'Oosterhouters', die hun activiteiten op het Zeeuws-Vlaamse platteland na de
Spaanse Successieoorlog waren begonnen, hun graan. De betekenis van Middelburg
was weliswaar toegenomen, maar deze stad bleef met een aandeel van 22% toch ver
achter bij Rotterdam.
De opkomst van Middelburg als belangrijkste markt voor West Zeeuws-Vlaams
graan dateert van omstreeks 1740. Figuur 2c toont de situatie die toen onstond en die
tot 1795 grotendeels ongewijzigd zou blijven. Middelburg was in de jaren zestig van
de achttiende eeuw de belangrijkste afzetmarkt voor West Zeeuws-Vlaams graan
38
LANDBOUW IN ZEELAND