Het paradoxale land Peter Priester Het oude Zeeland zoals dat in de Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw wordt beschreven, is voorgoed verdwenen. Het boek gaat over een wereld die tot het verleden behoort. Op het eerste gezicht lijkt het zelfs alsof het verhaal dat wordt verteld, over een heel andere provincie gaat dan het ons zo vertrouwde Zeeland. Het landschap, de dorpen en de steden zagen er volstrekt anders uit dan tegenwoordig, en ook de samenleving leek niet veel op die van ons. Het oude Zeeland was het tegenovergestelde van het aantrekkelijke 'toeristische product' dat het vandaag is. Het was een gebied met schrikbarend slechte hygiënische omstandigheden, een gebied waar nauwelijks veilig drinkwater was te vinden en waar - mede als gevolg van dit alles - tal van endemische ziekten heersten. Het was ook een streek met enorme verschillen tussen arm en rijk, waar de meeste mensen nauwelijks genoeg verdienden om te overleven. Nee, de Zeeuwse eilanden boden de reizende vreemdeling vroeger weinig aantrekkelijks. Zelfs de provinciebestuurders van eertijds waren van mening dat buitenlanders Zeeland beter konden mijden. In de polders langs de Schelde heersten koortsen, zo heette het. De geheimzinnige dampen die uit de schorren oprezen, hadden een moeraslucht en verontreinigden de atmosfeer met ziektekiemen, dacht men. Vooral vreemdelingen liepen gevaar en hadden grote kans door de alom gevreesde 'Zeeuwse koortsen' te worden geveld. Later, veel later, is men tot de conclusie gekomen dat tyfus, dysenterie en malaria de oorzaak van die koortsen moeten zijn geweest. Het waren ziekten die vroeger ook elders in Nederland voorkwamen, maar nergens lijken ze zo goed te hebben gedijd als juist in Zeeland. Honderdvijftig, tweehonderd jaar geleden had de provincie de twijfelachtige eer het hoogste sterftecijfer van Nederland te hebben. De kans om gezond oud te worden was hier aanmerkelijk kleiner dan op de zandgronden in het oosten van Nederland. Het altijd aanwezige gevaar van endemische ziekten maakte het leven van boeren en arbeiders vaak niet gemakkelijk. Het is dan ook opmerkelijk dat dit ongezonde en onderontwikkelde land in andere opzichten juist zo modern, zo voorlijk was. De opbrengsten van de akkers behoorden tot de hoogste van Europa en de kwaliteit van de twee hoofdproducten van de streek - tarwe en meekrap - werd alom geroemd. Lange tijd vervulde de Zeeuwse landbouw zelfs een voorbeeldfunctie voor omringende landen. Regelmatig kwamen buitenlandse deskundigen naar de provincie om de teelt en de verwerking van meekrap te bestuderen. Nergens in Europa leverden de wortels van dit gewas zo'n goede textielverf op als juist in Zeeland. En ook het graan groeide er goed. De provinciale productie was voldoende om de eigen bevolking en die van een metropool als Amsterdam te voeden. De kwaliteit van 'Zeeuwse tarwe', zoals het oude landras werd genoemd, was zo goed dat het tot ver buiten de provinciegrenzen werd gebruikt als zaaigraan. Die merkwaardige paradox van enerzijds moeilijke omstandigheden, anderzijds goede opbrengsten loopt als een rode draad door de geschiedenis van de provincie. Hij vormt misschien wel een van de meest karakteristieke elementen van het Zeeuwse verleden. Steeds weer is in historische bronnen te lezen hoe moeilijk het bestaan in Zeeland vroeger was. Berichten van tijdgenoten over zware polderlasten, immer 4 LANDBOUW IN ZEELAND

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 6