terugkerende dijk- en oevervallen. allesvernietigende stormvloeden, toenemende
verzilting en desastreuze runderpesten roepen een somber, soms zelfs een
apocalyptisch beeld op. Maar er zijn ook bronnen die aangeven dat Zeeland in
weerwil van al die ellende een gouden bodem moet hebben gehad, vruchtbare akkers
waarin met succes graan en wortelgewassen konden worden geteeld. Het
landbouwsysteem moet vroeger een onvoorstelbare veerkracht hebben gehad; de oude
plattelandssamenleving slaagde er met ogenschijnlijk gemak in zelfs de grootste
tegenslagen te overwinnen.
De periode 1600-1910
Het boek begint rond 1600 en eindigt omstreeks 1910. De periode van ruim drie
eeuwen die wordt beschreven, vormt een laatste fase in de ontwikkeling van een oud
landbouwsysteem. De landbouwtechnieken en -methoden die omstreeks 1600 werden
toegepast waren toen al eeuwenoud. Ze moeten ooit, op een onbekend moment in de
Middeleeuwen, in Zeeland zijn geïntroduceerd. Vermoedelijk was dat kort na de
bedijking van de eerste polders. Over die vroegste geschiedenis van de Zeeuwse
landbouw is echter weinig bekend. We weten alleen dat in 1600, het jaar waarin onze
studie begint, de oude Middeleeuwse landbouw juist een van de ergste crisissen in zijn
bestaan doormaakte. Stormvloeden en oorlogshandelingen hadden in de
voorafgaande decennia een groot deel van de provincie weggevaagd en in 1600 was
het herstel, het terugwinnen van het verloren land, nog maar nauwelijks begonnen.
Het jaar 1600 vormde derhalve een keerpunt in de geschiedenis van de provincie.
Door de vrijwel ononderbroken bedijkingen die sindsdien plaatsvonden, kreeg de
kaart van Zeeland in de daaropvolgende drie eeuwen geleidelijk de vorm zoals we die
thans kennen.
Het boek eindigt kort na een ander keerpunt, in 1910. Het verhaal stopt op een
moment dat de oude, uit de Middeleeuwen daterende landbouwmethoden steeds
minder werden nagevolgd. Rond 1910 stapten meer en meer boeren over op nieuwe,
modernere technieken. Die omwenteling was al enige decennia voor 1910 ingezet en
zou in onze eeuw leiden tot de opkomst van het huidige, 'moderne' bedrijf. Door de
toepassing van allerhande mechanische en biologische innovaties is het gemengde en
arbeidsintensieve boerenbedrijf van eertijds geheel verdwenen. De landarbeiders zijn
ontslagen en de paarden en het rundvee afgedankt; daarvoor in de plaats zijn machines
gekomen, kunstmest, hybride rassen, herbiciden en groeiregulatoren. Het zijn
veranderingen die tot een ongekende stijging van de productiviteit hebben geleid. De
hectare-opbrengsten van tarwe - een van de gewassen die al sinds de Middeleeuwen
worden verbouwd - zijn door de 'groene revolutie' van de afgelopen eeuw zelfs met
een factor zes a zeven toegenomen. Tenslotte is ook het landschap ingrijpend
veranderd. De oorlog, de ramp en de ruilverkavelingen hebben ertoe geleid dat in
onze eeuw het kleinschalige, reliëfrijke landschap van eertijds definitief is
verdwenen. De minuscule, bolgeploegde akkers van vroeger, nauwelijks 20 are groot,
hebben plaatsgemaakt voor uitgestrekte, vlakke percelen met een oppervlakte van
enkele hectaren. Verdwenen zijn ook de reeduiven, de greppels die tussen de akkers
lagen en voor de afwatering zorgden. Alleen al in Zeeland hadden die greppels een
totale lengte van 30, misschien wel 40 duizend kilometer. Ze zijn vervangen door een
ondergronds en dus onzichtbaar netwerk van draineerbuizen.
HET PARADOXALE LAND
5