zijn naam gevestigd was, had hij dat niet meer zo nodig en keerde terug naar de volgorde van zijn paplepel: de groene. Ook ik heb bij het schrijven van dit artikel nog iets leuks bedacht, namelijk een verklaring voor de overmaat aan groene volgordes in de Statenbijbel. Die is gemaakt in de eerste helft van de zeventiende eeuw en de zes geleerden die er het meest aan hebben bijgedragen, zo vertelt Het verhaal van een taal negen eeuwen Nederlandskwamen uit Zeeland (1), Vlaanderen (2), Holland (1) en Friesland (2). Allemaal gebieden die op de kaarten van Pauwels uitsluitend dan wel heel erg overwegend groen zijn. Die geleerden konden dus niet anders! Want de nu gangbare algemene schrijftaal bestond nog niet. Bij het ontstaan daarvan is juist de Statenbijbel, in vele andere kwesties dan/als de rode of groene volgorde, een vroege mijlpaal geweest. Heel mooi en aardig allemaal, maar jammer genoeg is het soort onderzoek waarop kaarten als die van Pauwels gebaseerd zijn sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw door toedoen van vooral het werk van de beroemde Amerikaanse sociolinguist William Labov in een ongunstig daglicht komen te staan en wordt dat soort kaarten sindsdien door deskundigen als onbetrouwbaar beschouwd. Immers, zo heeft Labov ons geleerd, ten eerste wordt er bij dergelijk onderzoek ten onrechte stilzwijgend van uitgegaan dat een taalgebruiker monolinguaal is, d.w.z. maar één spreekstijl hanteert en dat is niet zo, zoals ik hierboven hopelijk duidelijk gemaakt heb. Dat leidt tot onbetrouwbare gegevens. Stel bij voorbeeld dat mij in een vragenlijst gevraagd wordt hoe in mijn dialect een wesp wordt genoemd. Dan zal ik naar eer en geweten antwoorden: 'peerebie'. Maar dat wil niet zeggen dat ik het woord wesp niet ken (anders zou ik de vraag niet eens kunnen beantwoorden). En ook als, om me niet bij voorbaat al op het verkeerde been te zetten, niet rechtstreeks gevraagd wordt naar het wóórd wespmaar ik alleen een afbeelding van zo'n beest voor mijn neus krijg met de vraag hoe dat insect heet in mijn dialect, dan zal ik weer antwoorden peerebie, maar daarmee is niet gezegd dat ik niet ook het woord wesp ken en ook wel eens gebruik. Dat werd me namelijk niet gevraagd. Zo kunnen dit soort vragenlijsten bij voorbeeld leiden tot de verkeerde conclusie dat het woord wesp niet tot mijn dialect behoort. Wat Labov betreft, kan dus bij voorbeeld het hele Zeeuwse Woordenboek naar het oud-papier (of de cd-recycling). Ten tweede zijn volgens Labov en zijn discipelen de resultaten van onderzoek als dat van Pauwels onbetrouwbaar omdat ze lijden aan wat hij noemt de paradox van de observator. Die houdt in dat de observator, in dit geval de onderzoek doende dialectologe, wil weten wat voor taal mensen gebruiken in een ongedwongen, dus totaal informele, situatie, waarin ze als het ware helemaal zichzelf zijn. Maar zij wil daarachter komen door daarnaar te vragen. Maar juist daarmee creeert zij een heel formele situatie: of ze komt als vreemde, anders ('gröós') pratende geleerde op je af om je een heel ongewone vraag te stellen (wie wil er nou weten hoe je een wesp noemt, in plaats van bij voorbeeld hoe laat het is?) of ze stuurt een vragenlijst, op schrift, en vraagt je, nee u, om ook op schrift uw antwoord te geven. En als er nou iets kenmerkend is voor schriftelijk taalgebruik in een situatie waarin je met 'u' wordt aangesproken, dan wel dat dat taalgebruik doorgaans tot de meest formele spreekstijlen behoort. Dat is dus een paradox: Je wordt als het ware gevraagd normaal te doen door je abnormaal te gedragen. Zoals al gezegd, heeft Sassen (na het onderzoek van Pauwels) ontdekt dat de rode volgorde in het algemeen kenmerkend is voor formeel taalgebruik en de groene voor informeel. In overeenstemming daarmee is in ieder geval dat Pauwels haar voorbeeldzinnen aan haar informanten voorlegt in de rode volgorde: De jongen die gisteren van het dak is gevallen, is nu dood. Vervolgens vraagt ze die informanten om die zinnen, schriftelijk, in hun dialect te vertalen. Dat moet dus volgens de paradox van de observator grondig mis gaan. Je zou denken dat al die zinnen ook weer in de rode volgorde retour afzender zijn gegaan. Maar niks, dialectsprekers zijn kennelijk slimmer of in ieder geval bedachtzamer dan Labov denkt: Velen van hen, waaronder bijna alle gevraagde Zeeuwen hebben de volgorde die Pauwels hen opgaf in de groene verandert. Maar niettemin, je zult er nooit achter komen wie dat ten onrechte niet heeft gedaan. Ik weet nog goed dat ik in de jaren zeventig als jong taalkundige conform de tijdgeest mijn studenten 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 10