boer of visser, in mindere mate handwerksman of lijfwacht. Zij waren volledig onderhorig aan hun
hoofdman-heer en vrijwel zonder voorbehoud verplicht alle diensten die hij van hen vereiste uit te
voeren, bijvoorbeeld het leveren van voedsel, het verrichten van arbeid of het meestrijden in oorlog.
Alleen de slaven, de onderste maatschappelijke laag, meestal krijgsgevangenen, stonden bloot aan
groter willekeur. Tegen de achtergrond van deze gefixeerde maatschappijstructuur wist de tui tonga
met behulp van zijn krijgslieden in hun dubbele kano's (tongiaki) zijn koninkrijk in de 13de eeuw
uit te breiden tot verschillende rijke centraal-Polynesische en Oost-Melanesische eilanden. Deze
gebiedsuitbreiding (overigens niet van lange duur) leidde tot een aanzienlijke taakverzwaring voor
de koning te Mua, zijn hof en de Tongaanse notabelen. Daarom besloot rond 1470 de 24ste tui tonga
tot een ingrijpende bestuurshervorming, te weten een splitsing van de monarchie. De tui tonga zelf
bleef de sacrale taken uitoefenen, terwijl met zijn op één na oudste zoon een parallelle dynastie van
'haa takalua'-vorsten begon, die zich voortaan concentreerde op de profane aspecten van het
koningschap. De zesde tui haa takalua voerde opnieuw een machtsdelegatie door. Een nieuwe,
derde vorst, de tui kanokupolu, werd belast met de praktische uitvoering van politieke en militaire
aangelegenheden, terwijl de tui haa takalua nominaal leider bleef en optrad als een soort
zaakwaarnemer. De functieverdeling tussen de drie koningen was overigens omgeven door allerlei
vaagheden en waarschijnlijk ook afhankelijk van het individuele karakter van een vorst. Niettemin
is het niet te gewaagd te stellen dat waar in veel andere rijken een dergelijk drievorstenstelsel al snel
tot grote interne conflicten en geweldsuitbarstingen zou leiden, de Tongaanse staat het gevaar van
competitieve tendensen onder controle wist te houden door streng-hiërarchische regels,
ingewikkelde ceremoniële voorschriften en strikte taboes. In het begin van de 17de eeuw, toen de
laatste monarchale deling plaatsvond, en de eerste Europeanen koers zetten naar Tonga schijnt de
samenleving om die reden zowel sociaal als politiek tamelijk stabiel te zijn geweest.3
Eerste ontmoetingen
Eens, op een zonnige ochtend ergens in de heetste maand van het jaar zagen de bewoners van de
eilanden Eua en Tongatapu vanuit de onmetelijke oceaan in het zuiden twee eigenaardige
vaartuigen naderen. Alles aan de vaartuigen was vreemd en ongewoon: hun vorm en grootte, de vele
touwen, de zeilen die zij voerden, de onbegrijpelijke gaten met ronde lopen die uit de rompen
staken, enzovoorts. Nog raadselachtiger waren de mensen op de boten. Zij droegen rare kleren
waarmee ze zich, ondanks de warmte op eigenaardig verspillende wijze helemaal bedekten. Ze
maakten gebruik van allerlei opmerkelijke voorwerpen, spraken een onwelluidende, harde en
onverstaanbare taal en ze hadden een ongezond-bleke huidskleur.
Reeds eerder, enige tientallen jaren geleden, hadden de Tongatapuanen en Euanen gehoord van een
merkwaardige ontmoeting tussen witte mensen op een grote boot en de bewoners van Tafihiti en
Niutobutabu, eilanden in de Noord-Tongaanse archipel. Met de witten waren geschenken
uitgewisseld en levensmiddelen, kralen, messen en kleedjes geruild. Daarna hadden ze zich niets
aangetrokken van de sinds onheuglijke tijden algemeen aanvaarde en door de goden gesanctioneerde
regels van beleefdheid, etiquette en rangorde en waren, na het schieten van vuur uit lange, licht
gebogen houten stokken en korte metalen buizen verder gevaren in westelijke richting.
Dit eerste contact tussen Tonganen en Europeanen in het noordelijke deel van het koninkrijk had
plaats gehad op 11 mei 1616. De Europeanen waren Hollanders die onder leiding van Jacob le
Maire en Willem Comeliszoon Schouten op hun twee schepen Eendracht en Hoorn een jaar
daarvoor uit de stad Hoorn vertrokken waren om via Zuid-Amerika en de Grote Oceaan een
westelijke doorvaart naar Oost-Indië te vinden. De reis werd een doorslaand succes, al ging de
Hoorn in een storm verloren. In de tweede week van mei 1616 kwamen ze aan bij Kokoseiland en
maakten er kennis met de inheemsen die bij een tweede eiland, dat 'gepast' Verradereiland
genoemd werd, hun sloep trachtten te stelen (zonder succes, want enig musket- en kanonvuur bleek
14