in de (a)-zinnen zou dan zo gezien de meeste nadruk, wat betreft belang van de informatie, liggen op het hulpwerkwoord van tijd, in de (b)-zinnen op het voltooid deelwoord. (Wat dat overigens voor de zinnen (1) en (2) zou uitmaken, kan ik de lezer niet vertellen.) Deze opvatting heeft haar neerslag gevonden in de schrijfwijze van vele kranten en tijdschriften in Nederland. Daarin treft men bijna uitsluitend de volgorde aan van de (b)-zinnen. Journalisten moeten namelijk in hun opleiding altijd een zgn. 'stijlboek' over 'Verzorgd Nederlands' uit hun hoofd leren en daarin wordt gewoonlijk verkondigd dat bij combinaties van een hulpwerkwoord van de voltooide tijd en een hoofdwerkwoord dat hoofdwerkwoord de belangrijkste informatie bevat en dus achteraan in de zin moet staan 'want dan blijft het het beste hangen', waarmee volgens mij alleen maar duidelijk wordt dat er in dergelijke stijlboeken ook de nodige lariekoek verkondigd wordt. Vast lijkt in ieder geval te staan dat het gebruik van de volgorde in de (b)-zinnen, de exogene, eigenlijk onnederlandse dus, in de loop van de vorige eeuw steeds meer terrein heeft gewonnen. Er is wel beweerd dat dat verklaard moet worden uit het feit dat in de (a)-zinnen er tussen het onderwerp van de bijzin (in mijn voorbeelden ik) en de daarbij behorende persoonsvorm ben/hebzo'n groot gat, 'tang' genaamd, gaapt en dat Nederlanders, kennelijk niet zo tuk op gaten als de Duitsers, met de volgorde van de (b)-zinnen dat gat proberen te verkleinen. Maar die verklaring roept wel de prangende vraag op waarom die Nederlanders als ze zo'n last hebben van dat gat, het voor het gemak, net als het Veerse, niet helemaal dichten, bij voorbeeld door de persoonsvorm nog verder naar voren te plaatsen tot direct naast het onderwerp of het onderwerp helemaal naar achter. Of waarom ze er niet helemaal het zwijgen toe doen, dan hebben ze nergens last meer van. Meer bij de werkelijkheid aansluitend lijkt me de verklaring dat steeds meer mensen in de loop van de geschiedenis van het Nederlands zijn gaan proberen om, althans in situaties die dat vereisen 'beschaafd Nederlands' te praten en te schrijven, het Nederlands van de stijlboeken dus en daar past de exogene volgorde nu eenmaal bij. Die verklaring wordt in ieder geval ondersteund door het hierboven al aangeduide artikel van Sassen. Daarin demonstreert hij namelijk ook uitvoerig dat het gebruik van de ene dan wel de andere volgorde bij voltooide tijden te maken heeft met stijl, namelijk met zogenaamde 'registers' of 'spreekstijlen', zoals dat in de sociolinguistiek wordt genoemd. Iedere taalgebruiker, of hij nou dialect spreekt of de standaardvariant van een taal of allebei, beschikt voor zijn taalgebruik over een aantal spreekstijlen of registers, waarmee hij, al naar gelang de situatie, het gespreksonderwerp, zijn gesprekspartners etc., wat hij wil zeggen verschillend kan vormgeven, verschillend kan laten klinken (net als bij een orgel a.h.w., met of zonder vox humana). Die stijlen lopen van wat genoemd wordt 'informeel' naar 'formeel'. De verschillen tussen die spreekstijlen kun je bij alle onderdelen van de grammatica waarnemen. Ik geef een paar voorbeelden uit mijn eigen taalgebruik: Fonologie: Als ik schrijf voor Nehalennia durf ik wel een woord als rooie te gebruiken. Voor een 'deftiger' tijdschrift zou ik eerder rode kiezen. Morfologie: In mijn Utrechtse tijd kwam ik daar wel eens in een viswinkel van stand waar ik dan mosselen bestelde, terwijl ik thuis bij mijn moeder op de Goese markt gewoon om mossels vroeg. Syntaxis: Hiervoor in dit artikel heb ik de zin gebruikt: '...dat de belangrijkste informatie van een zin bij voorkeur zo ver mogelijk achteraan in de zin gezet wordt'. Eerst eindigde die zin als volgt: zo ver mogelijk achteraan in die zin wordt sevlaatst'. Toen ik dat later overlas beviel me de volgorde van de twee laatste woorden niet en draaide ik die om tot geplaatst wordt. Maar toen gebeurde er nog iets anders: Woordkeuze: Toen beviel me ineens ook dat werkwoord geplaatst niet meer en koos ik in plaats daarvan het werkwoord gezet. Kennelijk paste naar mijn 'registergevoel' het 'chique' geplaatst niet meer bij de veranderde volgorde en eiste die een minder duur klinkend werkwoord. (Waarom dat zo is zal verderop in deze bijdrage duidelijk worden.) Uitdrukkingen: In een Utrechtse zeer wetenschappelijke boekhandel vroeg ik eens naar een boek dat niet voorradig bleek te zijn. Maar ze kon het wel voor mij bestellen, zei de mevrouw achter de 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 6