in haar boek (op blz. 11): 'Sdrika Góth exposeerde voor het laatst in 1990 in de Nederlandse provincieplaats Barneveld, werken van haar vader en van haar zelf. Aan vrienden vertelde ze bij die gelegenheid: 'Negentig is te oud, ik ben te moe'. In het voorjaar van 1992 stierf zij in haar huis in Veere. Het is niet de eerste keer dat Francisca van Vloten over de familie Góth schrijft. Na een artikel in het Zeeuws Tijdschrift over Sarika (1986) publiceerde zij in 1992 het aardige boekje En het leven droom. De kunstenaarsfamilie Góth (Zeeuwse katernen 7). Dit boekje diende letterlijk als uitgangspunt voor de huidige studie. Hele stukken uit En het leven droom kwamen integraal in Een onbarmhartig mooi etfdeel terecht. Net als het eerdere boekje begeleidt ook dit boek weer een tentoonstelling. Deze maal in het Marie Tak van Poortvliet Museum te Domburg (dat tussen twee haakjes natuurlijk helemaal geen museum is, maar een - overigens aardige - kunsthal). Vandaar reist de tentoonstelling van de Góths door naar Hongarije. En Van Vlotens boek wordt zelfs in het Hongaars vertaald. Als belangrijkste bron voor het onderhavige boek diende het archief van de Góths (in het Gemeentearchief Veere, thans in het Zeeuws Archief te Middelburg). De familie Góth was internationaal georiënteerd en reisde veel. Francisca van Vloten onthoudt zich aanvankelijk van een oordeel over de kwaliteit van het werk van de familie. Van Ada is weinig bekend, zij stopte bovendien met tekenen en schilderen na haar huwelijk en moederschap. Het werk van zowel vader als dochter vind ik nogal wisselend van kwaliteit. Beiden konden heel goed tekenen. Maurice schilderde o.m. paarden, landschappen en portretten. Soms heel verdienstelijk (een beetje Haagse School-achtig, vgl. de afbeeldingen op blz. 60-61: strand in De Panne, 1914, en het fraaie portret van een ziek meisje uit 1922, blz. 94), maar in later jaren ook ronduit zwak, zoals de decoratieve, folkloristische werken op blz. 124, 125 en 127. Sarika is vooral bekend geworden door haar portretten, die echter vaak nogal aan de brave en zoetelijke kant zijn (vgl. bijvoorbeeld de afbeeldingen op blz. 110-111 en 136-137). Zij kon echter veel meer en beter, getuige bijvoorbeeld het mooie stilleven met vissen (blz. 120), schilderijen met poppen en andere voorwerpen en grappige collages en monotypes. Ik mis in dit boek haar etsen. Hoewel zij niet veel heeft geëtst had de ets van het meisje met pop in Walcherse klederdracht op zowel de tentoonstelling als in het boek niet misstaan. De eindconclusie van Francisca van Vloten (in het hoofdstuk Erfdeel, blz. 150-152, dat er meer in Maurice zat dan er uit kwam kan ik delen. Bovendien was hij een betere schilder dan zijn dochter, zoals ze overigens zelf beaamde. 'De top van zijn mogelijkheden had Maurice waarschijnlijk kunnen bereiken als de tijden en omstandigheden anders waren geweest en hijzelf minder vatbaar daarvoor. Zijn dochter heeft zijn leven en werk en in mindere mate dat van haar moeder in ere gehouden. Toen zij stierf ging een kunstenaarsfamilie heen.(blz. 152). Den Boer/De Ruiter te Middelburg/Vlissingen (sinds kort weer actief als uitgeverij) heeft een mooi boek uitgegeven, dat als gebonden boek nog meer tot zijn recht was gekomen. Het boek is zeer rijk geïllustreerd met relevante illustraties, die helaas vaak op postzegelformaat zijn afgedrukt. Iets minder afbeeldingen en wat groter afgedrukt ware wenselijk geweest. Voor de teksten geldt overigens hetzelfde, die zijn hier en daar wel erg uitgebreid. Desalniettemin is Een onbarmhartig mooi erfdeel om twee redenen een belangwekkende studie: als kunsthistorische documentatie (figuratieve kunst uit ruwweg de periode 1850-1950 is momenteel erg 'in') en als ontsluiting van een stukje Zeeuws kunstenaarsleven uit een voorbije periode. Peter Sijnke 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 23