afgeleverd over Zeelands recente maritieme geschiedenis. De vele afbeeldingen uit diverse (ook particuliere) collecties dragen aan die waarde niet weinig hij. Maar wat is nu die 'Wasschappelsen Engel'? Een ouwe Westkappelaar legde het Heijkoop jaren geleden uit: het was een zware storm uit het noordwesten, die meestal schade aan de dijk veroorzaakte. Schade vroeg om herstel - en herstelwerk betekende brood op de plank. Jan Kuipers P.J. van Cruyningen, Behoudendmaar buigzaam, een proefschrift. Verschenen als proefschrift aan de Universiteit van Wageningen, ISBN 90-5808-148-6. als (AAG, Bijdragen 40, ISSN 0511-0726 en als Bijdragen tot de Geschiedenis van West-Zeeuws-Vlaanderen nr. 28, ISSN 1381-9542. 'Aan het eind van de 20e eeuw heeft de landbouw zijn allesoverheersende positie in de West-Zeeuws Vlaamse samenleving verloren. Dit is ook zichtbaar in het landschap, vooral langs de kust,' aldus begint de inleiding tot het proefschrift dat P.J. van Cruyningen schreef over zijn onderzoek naar de geschiedenis van de boerengemeenschappen van West Zeeuws-Vlaanderen tussen 1650 en 1850. Een geschiedenis van grote boeren in hoge boerderijen en kleine arbeiders in lage huisjes. In een aantal hoofdstukken, waarin allerlei aspecten van het ontstaan van de streek, zijn bewoners en hun leven worden beschreven, komt op heldere wijze een inzicht in het wel en wee van de streek tot stand. Een aantal grepen uit de synthese die het boek besluit vormen hiervan de bevestiging. In het begin van de 19de eeuw werd de samenleving op het West Zeeuws-Vlaamse platteland gekenmerkt door grote sociale tegenstellingen, schrijft Van Cruyningen. De top van de sociale piramide werd er gevormd door een kleine elite van grote, vaak eigenerfde, boeren. Aan de voet van de piramide bevond zich een zeer grote groep landloze, door seizoenswerkloosheid geteisterde, landarbeiders. De arbeiders leefden van het werk dat de boeren hen verschaften, de 'burgers' leverden hun goederen en diensten vooral aan de boeren. Gedurende de 17de eeuw waren in de verwoeste noordwesthoek van Vlaanderen polders ingedijkt die uiterst geschikt waren voor de akkerbouw. In het nieuwe land werden vrij grote, rationeel verkavelde bedrijven gesticht waarop graan werd verbouwd voor de stedelijke markten van Vlaanderen, Zeeland en Holland. Maar: 'Door dalende graanprijzen, stijgende lasten en gelijk blijvende lonen was de eerste helft van de 18e eeuw voor de West-Zeeuws-Vlaamse landbouwers een uiterst moeilijke periode. Toch was het tijdens de eerste helft van de 18e eeuw niet alleen maar kommer en kwel voor de boerenbevolking. De oppervlakte grond in eigendom van boeren nam toe, boerenhuizen werden vergroot en luxueuzer ingericht, nieuwe consumptiegoederen raakten snel verspreid.' Het eeuwenlang vasthouden aan dezelfde manier van boeren duidde erop dat er in West Zeeuws- Vlaanderen een bepaalde bedrijfsstijl was ontstaan, een binnen een groep van boeren algemeen aanvaarde wijze waarop het bedrijf hoorde te worden ingericht en gevoerd.' Door het inzetten van trekarbeiders was het mogelijk de akkerbouw te intensiveren en toch op loonkosten te bezuinigen. Ondanks het geringere aantal arbeidskrachten en de lagere veebezetting was de productiviteit van de grond op de grote bedrijven daarbij niet lager dan op de kleinere. 'Een groot bedrijf was vereist omdat alleen de grotere boeren ook in slechte oogstjaren in staat waren om een overschot van betekenis op de markt af te zetten en de hoge prijzen te incasseren.' Het kwam dus aan op het hebben van een groot bedrijf en voldoende reserves, maar ook op ondernemerschap: 'de wil om verantwoorde risico's te nemen', aldus Van Cruyningen. Ondanks de lage grondprijzen was het kopen van land in de eerste helft van de 18de eeuw riskant als gevolg van de slechte toestand van de landbouw. De boeren die toen grond kochten, namen 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2000 | | pagina 25